Ik kijk naar een kleine machine, op wieltjes. Het machientje baant zich een weg door een kale ruimte. Het volgt een lang, groen kunststof lint, een strook zonder begin en einde, het doet er ongeveer tien minuten over, dan is het machientje weer waar het begon. Ik sta in het hart van het probleem van de kunst.
Het machientje lijkt wel wat op een dier. Een dier heeft geen keuze, het volgt zijn instinct. Het krijgt een prikkel en handelt volgens een vast patroon. Zijn gedrag is onder alle omstandigheden bepaald. Belcampo noemt dieren daarom een-eiige tweelingen, wat ik mooi gevonden vind, omdat ik dieren nooit eerder zo bekeken heb.
Uit allerlei filmpjes, op internet, blijkt dat dieren wel degelijk nieuwe patronen aanleren. De ree die vriendschap sluit met de hond, het zwijntje dat in een kudde koeien leeft en enkel nog gras eet, de geit die kan kakelen als een kip, omdat hij in een kippehok zit. Op grond van die filmpjes zou je dieren twee-eiige tweelingen kunnen noemen.
Het machientje van Zoro Feigl slokt het groene lint op, en poept het aan de achterkant uit. Het kan niet ontsnappen – ‘ontspannen’ typte ik per ongeluk, en dat woord karakteriseert de situatie ook. Het machientje moet bewegen, het moet vooruit, het lint moet kronkelen (symbiose). Schoonheid als gevolg van wetmatigheid, totdat iemand de stekker eruit trekt.
A long and winding road to nowhere in particular, 2012, heet het werk.
Het deed me – heel kort – denken aan een werk van Geoff McFetridge, waarschijnlijk omdat mijn brein het geziene in hokjes wil stoppen, wil vergelijken, wil ordenen (instinct?). Geoff McFetridge maakte ooit een animatie waarin een potlood een eindeloze lijn tekent. Het potlood is kromgebogen, het gummetje aan het einde van het potlood gumt de lijn weer uit.
Als ik wil kan ik het machientje, de ruimte en het lint als metafoor zien.
The future that was, Gabriel Lester, SMART Project Space met oa. Zoro Feigl