Dinsdagochtend. Ik drink koffie in de deuropening, de tuin kijkt terug. Gapende witte cirkels waar gisteren takken zaten, verse open wonden. Al dat licht! Ben, die geholpen heeft met een hek en een tegelpad, heeft bloemzaadjes gestrooid in de omgewoelde grond. Een roodborstje pikt die zaadjes uit de morsige pikzwarte aarde. Een website adviseert aluminiumfolie in strookjes aan een stokje in de grond te prikken, zodat de bloemenpracht niet elders maar in je eigen tuin ontspruit. Ik kan handelen, breedwerpig het toeval sturen, vogels laten schrikken, maar de uitkomst niet bepalen. Een zaadje kan ontluiken of in een vogelbuik verdwijnen en wegvliegen. ‘Maak je een foto van het resultaat?’ zegt de vrouw die de bomen onthoofdde en ontarmde. Slagvaardig, noteer ik, en zet haar vraag in mijn agenda, zodat ik me die herinner als er niks opkomt. Ik denk intussen aan Vita Sackville-West en Sissinghurst. Wilde bloemen, zomerbloemen, korenbloemen, papaver. Bloemenweide voor vlinders, bijen en lieveheersbeestjes (bladluiswerend). Dit is goed. Ochtend. Koffie. Deuropening. Het maakt niet uit wat ik zie, ik bepaal het zelf.

«