Toen ik ging schrijven, dacht ik dat je twee dingen kon doen. 1. Je leidt in de volle breedte een leven en je schrijft daarover. Je documenteert. 2. Je sluit je op in een huis, blindeert de ramen en gaat iets doen met taal. De werkelijkheid of de taalwereld, dacht ik, en je kunt maar beter kiezen. Op twee benen hinken is geen hinken. Ik koos voor het eerste, zei ja tegen de wereld, maar hoe ik ook probeer, ik kom niet dichter bij de dingen, wat misschien ‘s taals vernuftige bedoeling is: afstand houden, opdat alle aandacht uiteindelijk altijd naar zichzelf gaat. Ceci n’est pas une pipe. A rose is a rose is a rose, geen ding in de tuin met bladluis. Taal is abstract, speelt liefst met zichzelf. Als ik de lucht wil beschrijven waarin ik woon, wat toevallig ook de lucht is die ik inadem, beneemt de angst dat taal zich niet leent voor beschrijvingen me diezelfde adem. Beeld: Rachel Whitereads perfecte afgietsel van de binnenkant van een huis, net zo groot als het huis zelf, een ondoordringbaar, afgedicht, grijs blok beton. Je kunt er niet in, je kunt er niet uit.