Michael Wesely fotografeerde zeven vazen met tulpen. Hij fotografeerde er meer, maar zoveel hingen er in het Haags Gemeentemuseum. De foto kwam op een bijzondere manier tot stand. Wesely liet de sluiter van de camera openstaan terwijl de tulpen doodgingen. Dat duurde ongeveer tien dagen. Het resultaat was een beeld met een haarscherpe vaas, en de tulpen wazig. Ik moest denken aan de filmpjes waarin je een bloem versneld ziet ontluiken. Dit was ook zoiets maar dan samengebald in één beeld en één oogopslag. Wat opvalt: de tulpen sterven zo verschillend. Een bos rode tulpen klapwiekt wild met zijn vleugels terwijl de gele hun koppen al hebben laten hangen. Losse gekrulde blaadjes liggen als confetti troosteloos op de vloer.
Terwijl ik stond te kijken kwam een man binnen. ‘It’s amazing, isn’t it?’ en daarna dat Michael Wesely probably vals speelde. Dat was nog geen seconde in me opgekomen. Probably vals spelen? Ik was verleid door het beeld en betoverd door het idee. Ik stond daar gedachteloos. Door de opmerking van de man sloop de twijfel binnen. Kan iemand een camera tien dagen trillingsvrij houden? Het water in de vaas was erg helder. Dat water hoorde bruin te zijn. Ik raakte in gesprek met de man. Hij kwam uit New York. Hij keek snel. In de tijd die ik doorbracht bij de foto’s van Michael Wesely had hij het Haags Gemeentemuseum (Mondriaan), het ernaast gelegen GEM (Yoshitomo Nara) en het fotomuseum (Tracey Moffat) bekeken. Ik bewonder dat in New Yorkers. Maar voorlopig stonden we nog hier. We waren het erover eens dat de tulpenfoto’s geweldig waren, vals of niet, of misschien wel juist daarom.