We know how this ends. You’re going to die and so will everyone you love. And then there will be heat death. All the change in the universe will cease, the stars will die, and there’ll be nothing left of anything but infinite, dead, freezing void. Human life, in all its noise and hubris, will be rendered meaningless for eternity. – Will Storr, The science of storytelling
De eerste alinea trekt mijn aandacht. Storr begint met het einde. Hoe redt hij zich hieruit? Hoe redden wij ons hieruit? Ik bedoel, wat zet je met die wetenschap in het achterhoofd in een boek dat 291 bladzijden duurt, en hoe leef je een heel leven?
Het boek gaat over het brein. Het is een psychologieboek. Als je weet hoe een brein werkt en reageert, kun je betere verhalen vertellen, zegt Storr. Hij voert allerlei onderzoeken en literatuur aan (Mrs. Dalloway, Kafka, Hamsun).
Plot is niet interessant, zegt Storr. Gebeurtenissen zijn alleen interessant omdat iets met iemand gebeurt. Het gaat om die iemand. Die iemand interesseert ons. Die iemand heeft tekortkomingen. Die iemand zijn we zelf.
Ons brein is een mensen-processor.
Het brein probeert in te voelen wat anderen denken en doen, zodat het controle kan uitoefenen, kan manipuleren. Het brein wil controle, altijd. Daarom is het gespitst op verandering.
Het moeilijke, het brein moet twee dingen goed kunnen: met mensen kunnen opschieten en mensen kunnen inhalen (beter voedsel, betere sex, betere slaapplek). Maar we vinden mensen die ons inhalen niet leuk.
Een jong brein is nieuwsgierig en open, het voedt zich met alles wat het tegenkomt, vooral gezichten. Het is plastisch, legt allerlei verbindingen en associaties – tussen 2 en 5 jaar stelt een kind 40.000 waarom?-vragen.
Het bouwt een wereld op. Die wereld heeft weinig met realiteit te maken, we hebben geen toegang tot realiteit, we leven in een hallucinatie (we botsen wel tegen muren).
Het brein waant zich, als het gezond is, de morele held in een verhaal. Als het volwassen is verdedigt het de werkelijkheid en identiteit die het heeft opgebouwd, waarin het is gaan geloven.
Elke controle is een illusie.
Iedereen leeft in een zwarte donkere grot, in zijn eigen schedel.
We leven in een hallucinatie die werkt totdat ze niet meer werkt: het verhaal begint.