Het machtige werk om van een lot een plot te maken – Connie Palmen
Zondagochtend. Ze vertelt een verhaal bij het wakker worden, prachtiger dan het al is, buiten vallen goudgele bladeren op het plein.
Ze worden weggeblazen door een man met machinerie, door lawaai. Dit appt ze – in mijn herinnering, ik schrijf dit bericht een week later – op het moment dat ik de pont op rijd, een oneindige 15 minuten fietsen van haar huis verwijderd.
Waargebeurd vertrouwt erop dat wat gebeurt de moeite waard is om verteld te worden. Mijn geloof in die d is essentieel. Ze vertelt over haar grootvader en een zelfmoordbos in Japan, maar ik wil bij haar grootvader blijven, alsof dat iets van het raadsel kan verklaren dat ik hier ben, in de ochtendschemer, luisterend naar haar en de geluiden op het plein.
Al die splitsingen, al die kruispunten, al die momenten waarop het leven een wending neemt. Haar opa had zes keer dood kunnen zijn. Maar hoe dramatisch dat gegeven ook is (goed verhaal), hij had toen al een dochter (haar moeder), het zaadje had al het luchtruim gekozen, hij had best dood kunnen gaan – nog steeds was onze ontmoeting mogelijk.
Ga schrijven, dring ik aan. Oh, kon ik maar als een boom vertrouwen op wind en vogels, op omstandigheden (Arjen Mulder). Maar het voelt zo verraderlijk dichtbij, alsof ik met een minuscuul rukje aan een onzichtbaar touwtje een schat uit de hemel kan laten vallen.
Het is natuurlijk haar verhaal, niet het mijne.
Het woord schatplichtig komt in me op.
Of niet, want ja, die research.
Het schoongeveegde plein is aan het eind van de dag weer vol gevallen, appt ze enthousiast. Ze appt het anders, scherper geformuleerd.
Ik houd van haar hoogpolige gele plein in de herfst.
[flashforward: ze zal een essay schrijven en op een podium staan in Alkmaar, een uitgever zal interesse tonen in haar verhaal dat het verhaal is van haar opa, zijn liefde voor bomen, en de hare, kolonialisme, maar voorlopig wil ze dichten. Liever een buitelend beertje op een berghelling dan een mier, liever een mens dan een boekhouder, tennis liever dan nekpijn. Het hoofd tolt bij essayeren, onaangenaam genre. Wie haalt zich vrijwillig research op zijn nek? Think small, hoor ik William Zinsser fluisteren. You’re not Thomas L. Friedman. Tell your story. Er is nog één tante in leven. There are no small choices.]