Leeuw lag ooit vredig naast lam. De kat liet de vogels de vogels. De trollen sliepen. Niemand had honger. Er was van alles, van alles was genoeg voor iedereen. Internet was een paradijs. Rust, stilte, kennis.
Ik krijg de instructie dat de microfoon uit moet. De baas wil iets zeggen, me toespreken (‘wat drie jaar en talloze vergaderingen had kunnen duren is in één weekend gerealiseerd’).
We wachten.
Achter kleine raampjes tillen collega’s een biertje of kleine kinderen op. Ze krassen met paarse pennen op het scherm, zoals kinderen met krijt op digitale stoeptegels.
Er klinkt muziek.
De stagnerende drukte doet me denken aan een scene uit een film van Tati, Playtime, de rotonde vol traag draaiende auto’s, alles en iedereen beweegt, niets gebeurt, de overvolle kakofonie van chaos.
Het beeldscherm oogt, zelfde film, als de krappe gevel van een druk flatgebouw, iedereen achter glas, een drukke duiventil. Die drukte. Een feestje. Aquarium living.
Uitgezoomd neem je een choreografie waar.
Sharing is caring.
Privacy is theft.
Ik zie allemaal plafonds en kan de hoek berekenen van opengeklapte schermen en onderkinnen. Iemand zet greenscreen aan. Zit nu voor palmen, zee. Een hoofd drijft als een planeet in een galaxy.
Ik ben doodmoe.
Vanwaar de haast?
Opgetuigde kerstboom in mei.
Ik log uit. Ga nog wat nakijken. Laat me daarna The machine stops voorlezen, door een computerstem die klinkt als Lucy, de Vlaamse vrouw, die in de auto instructies geeft. Toen Forster het schreef stuurde men elkaar draadloze berichten over de oceaan, hij kon zich dus ook voorstellen dat dat wat nog niet was ooit zou stoppen.
Wat als de machine stopt? Wat gaan we dan doen?
Toen aan Caroline Myss gevraagd werd naar welke tijd ze zou willen reizen wilde ze niet naar de toekomst maar naar Teresa van Avila, de late middeleeuwen. Niet vanwege spiritualiteit of zoiets, vanwege stilte.
Het meest zegenrijke aan het onheil is niet de klappende mensen op de balkons, maar de rust op straat. Het gekrijs op het schoolplein is gestopt, er vliegen minder vliegtuigen over. Ik hoor mijn eigen hartslag.
Internet is not the answer, zegt Keen.
Al dat streamen kost een gigantische hoeveelheid energie. Breedbeeld, alles filmen, alles in beeld vastleggen, alles streamen, alles recorden, meer pixels, groter, helderder, een vloedgolf. De zeespiegel gaat tien meter stijgen de komende jaren.
Ik zie mezelf in een geïsoleerd kooitje om aandacht vragen, net als 51 collega’s, kwispelende hondjes in een asiel die willen spelen.
Snakken lijkt op snacken.
Een boek is een handrem, een hellingproef.