‘Een mens wordt ouder, is niet meer echt jong, en kijk, de tijd gaat steeds sneller voorbij. Een jaar, dat was vroeger toch echt iets groots! En nu? Als het net begonnen is, is het alweer afgelopen.’ 

Om aan lezen toe te komen doe ik boeken weg. Klaus Mann doet 1 euro. Ik stop hem in een doos, klap de flappen naar binnen om de doos te sluiten. De laatste flap kreukt, hoe voorzichtig ik het karton ook buig. Het ritueel heeft iets van schone was vouwen, zonder peak experience, die veranderde staat van bewustzijn, gekenmerkt door euforie, die schone was in de kast wel geeft.

Ik scheid van mijn boeken, ze verdwijnen internet in. Elke ochtend scan ik een stapel. Voordat ik een boek in de doos stop lees ik het.

Elias Canetti, Het boek tegen de dood, doet 40 cent. Canetti probeert grip te krijgen op de dood en verzamelt wat ie te pakken krijgt (citaten, notities, sprookjes, mythes, aforismen). Ik op het leven: voor Elias Canetti kan ik 1 ei kopen, afhankelijk van wat de supermarkt wil verdienen (dagprijs van een ei op 6 maart 2025 17 cent – ‘Barneveldse eiernotering scharrel 61 gram’).

George Orwell hield in zijn dagboek precies bij hoeveel eieren zijn kippen legden. Dat was elke dag een verrassing. Voor mij bestaat de verrassing uit welk boek wat doet. Variabele beloningen zijn verslavender dan regelmatige.

Ik kan speculeren op Canetti. Een boek dat vandaag 0 euro doet, doet morgen drie. Het verdronken land, Detlev van Heest, doet opeens 11,20 euro. Drieëndertig eieren.

Ik probeer het algoritme te doorgronden. Ik kom tot het algoritme van de vrije indirecte rede(n): eens in de zoveel tijd geven we haar een klapper, zodat ze boekenkastjes blijft plunderen.

Als de doos vol is komt iemand in een witte gedeukte bus voorrijden, plakt een label op de doos, tilt die als een loodzware bruid over de drempel, een huwelijksritueel dat achterstevoren plaatsvindt. Ik voel me schuldig, blij, vol walging, verdrietig en boos en geef de pakketbezorger (ophaler is een preciezer woord) 10 euro.