Iemand vertelde ons gisteren een theorie, ze noemde het een theorietje, niet om aan te geven dat de theorie onbelangrijk was, of van slechte kwaliteit maar om aan te geven dat het ergens in de verte lag, weg van wat ze nu ging vertellen. De theorie was: wij kijken naar ons leven alsof het een verhaal is en daarom vinden wij het fijn naar verhalen te kijken.
Toen gingen we de zaal in en keken naar post-dramatisch theater waarin verhaalwetten werden losgelaten, dramatische natuurkrachten niet over het publiek raasden, de tijd niet lineair verliep, theaterconstructies werden blootgelegd. Een niet-verhaal, dat onbegrijpelijk mocht zijn. Twee dansers voerden, halverwege, liggend op hun rug, een dialoog over een verdwijnpunt.
De ene, Kowalski, een man, zegt: twee personen die samen naar de horizon lopen, worden zo klein dat ze plots verdwijnen, alsof ze oplossen. De andere, een vrouw, luistert en zegt, nadat ze gezegd heeft dat ze in een surfongeluk zal sterven: ja maar, ze verdwijnen niet echt, dat zou magisch zijn, ze worden zo klein voor degene die uit de verte naar ze kijkt.
En ze beweegt twee vingers als twee beentjes die vooruitlopen, de verte in, en die inderdaad niet verdwijnen. De man antwoordde maar ik stopte bij de vrouw. Ik vond dat twee bevredigende theorieën op één avond. Fridtjof Nansen kwam ook voorbij. De ene danser leek een beetje op hem. Associatief kijken is okee, het betekent niks.
This is not a love story, Gunilla Heilborn (SE) en Kowalski in Vanishing Point, gespeeld door Barry Newman