Een jaar geleden stond een bericht in de krant: verloren gewaand portret opgedoken. Het portret werd voor het laatst gezien in 1935, daarna viel het in handen van een verzamelaar, die het zeventig jaar lang niet aan de buitenwereld toonde. Deed me denken aan het verhaal over de man die een Picasso kocht en het schilderij na zijn dood mee het graf in nam. Ik vind dat een verfrissende gedachte.
Het verloren gewaande portret bleek geschilderd door Vanessa Bell. Ik kijk naar een foto waarop ze aan het werk is, verzonken in grijstinten, net als de stoel op de voorgrond, het doek, het schilderijtje aan de muur, een vrouw op de achtergrond. Ze staat achter de ezel. Haar palet bedekt het doek, ze gunt ons geen blik op de voorstelling, van het geschilderde zien we alleen een stukje hoofd en haar. Dat lijkt sprekend op het hoofd en haar van de vrouw op de achtergrond, en hoewel we moeten raden naar de kleuren van het schilderij, kan het bijna niet anders of die kloppen ook. (Vanessa Bell schilderde in 1905 nog precies wat ze zag, dat zou later anders worden.)
Wat opvalt is de smetteloze woonkamer waarin ze aan het werk is, de orde, het ontbreken van chaos. Is deze steriele ruimte haar atelier? Het klopt niet met beelden in mijn hoofd. Karel Appel, woest met verf in de weer, druk gebarend naar het doek en de televisiekijker; Pollock, wild om zich heen en op de vloer druipend met stukken hout in verf gedoopt; Bacon temidden van een enorme explosie verf, kwasten, tubes, rotzooi – een slagveld. Woeste waanzin. Dan Vanessa Bell. Smetteloos, als de kamer. Ze draagt een kleed. Ze wil niet vies worden. My kind of artist. In Charleston ga ik over twee weken haar huis zien. Woeste waanzin, verwacht ik. Je blijft nooit wat je was.

«
»