We worden geboren en we gaan dood. Meer weten we niet. Dat besef maakt ons gek, niet het niet weten. ‘Kijk maar naar uw hond.’ Er is niks persoonlijks aan je leven.
Lucas de Man vermaakt ons twaalf minuten op een podium.
Ik loop met haar door Amsterdam nadat we twaalf praatjes hebben gehoord en de dag is omgevlogen en de zon schijnt en we drinken witte wijn en alles kwam niet goed, dat was het al vanaf de eerste minuut dat ik haar zag, dat we anderen zagen, dat we gingen zitten, en ik vraag welke spreker haar het meest heeft geïnspireerd en probeer te bedenken welk antwoord ze zal geven en ze zegt Michel Foucault (Peter Paul Verbeek).
Wij, zij en ik, zijn dieren waar iets aan ontbreekt.
Techniek is ons lot, hoe geef je die vorm. Ethiek is het ontwerpen van onszelf, je passies beheren in interactie. En ik denk, mijn god, dat ben ik aan het doen, mijn passies aan het beheren in interactie, en die immense, immenselijke uitdaging, want hoe doe je dat. Niet te veel, niet te weinig. En dan nog, hoe doe je dat.
We hebben een ontmoeting, zij en ik, een niet-moeten (Lucas de Man), een superrelaxte dag, met onszelf, elkaar, de wereld. En omdat er niks persoonlijks is aan mijn leven denk ik aan Montaigne als ik onder woorden probeer te brengen waarom ik van haar houd: omdat zij het is, omdat ik het ben.
Vriendschap is ons lot, behalve die techniek.
En dan gaan we roddelen over alle collega’s.