Het ongerief schept, als de extase van de heremiet – Jean Cocteau
Ik lees een boek over schrijven. Elk personage heeft een sacred flaw, zegt Will Storr. Iets waarin het onvoorwaardelijk gelooft, wat controle geeft over de wereld. Volg de sacred flaw, en je vindt ongebreidelde irrationaliteit. Daar ligt je boek.
‘Ik ga alles opschrijven,’ begint Bas Kwakman Flankhond (2021). Het boek ligt in een kastje om de hoek, op een ochtendwandeling. Onbeschut, ongestut door andere boeken. Het biedt zich aan als een hond op de rug, de kaft naar boven. De geschiedenis van mijn hoofdpijn.
The sacred flaw: ongerief schept kunst. Hoofdpijn wordt Boek. Bas Kwakmans chronische altijddurende altijdterugkerende pijn zal zin krijgen. Als het lukt te schrijven, is het doorstane, waaruit dat ook bestaat, niet voor niets geweest.
Storr haalt zijn inzicht over de Sacred flaw bij Jonathan Haidt, die hem op het spoor zet van het heilige. Haidt verklaart mijn wereld. Mijn opruimzucht (boeken na lezen het huis uit) zou te maken kunnen hebben met angst voor contaminatie. Walging als leidend principe.
Je bent een snob, zei een schrijfdocent tegen me. Ik wilde Alain de Botton niet lezen, niet iedereen mag in mijn brein. Ik lees – jaren later – haar boek over Carry van Bruggen, niet over een willekeurige buurvrouw. Morele emoties zijn onverzoenlijk.
Flankhond doet denken aan Tim Parks Leer ons stil te zitten, een boek dat Kwakman in zijn eigen boek opvoert, dat voor hem geschreven lijkt: vul voor ‘prostaat’ hoofdpijn in en je hebt twee boeken.
Lewis Carroll, Francis Bacon, Frida Kahlo, Rebecca Horn, Giacomo Leopardi, Adulf Rainer, Nietzsche, Erasmus – ze hadden allemaal migraine of pijn. Ze vormen het reisgezelschap van de schrijver.
Getting along, getting ahead, zijn twee bewegingen die we dagelijks maken, zegt Storr. Enerzijds moeten we met onze medemens kunnen opschieten anderzijds moeten we ervoorbij. Samen vormen ze de twee assen van Flatland.
In Kwakmans boek huizen Howard Roark, de egoïstische niemand ontziende kunstenaar, en Peter Keating, de slijmende, laffe figuur die iedereen te vriend wil houden in zijn borstkas. Ze verzieken de boel. Ze splijten hem. Hoofdpijn.
Er zit iets in Kwakmans idee: ongerief schept kunst. Pijn is een journey. True voyage, zegt Ursula le Guin, is in the return. Held verslaat draak, redt meisje en komt terug met goud. Zonder dat laatste, de terugkeer, de schat, de weldaad, geen held.
Kwakman geeft de lezer kunstwerken en verhaaltjes: de Javaanse gifboom, de varanen met hun aanvalstactiek, de vis die zinkt en zich op de bodem van de diepzee ontdoet van parasieten om als herboren aan het oppervlak terug te keren. De Bloedstraal (1572). Patrick van Caekenbergh.
Kennis wordt vanzelf wijsheid als je schrijft en schrapt.
In non-fictie wordt minder moeilijk gedaan over het feit dat ik samenvalt met de schrijver van het boek.
Boeken zullen me redden.
Ik zal over drie jaar Nachtschade van Emma Laura Schouten lezen.
[bij het lezen van Flankhond, De geschiedenis van mijn hoofpijn, Bas Kwakman (2021)]