Een essay van Rebekka de Wit begint met:
‘Er gaat een verhaal over een fan van Salinger die na heel lang zoeken zijn geheime woonplek (in New Hampshire) had gevonden en bij hem aanbelde. Toen Salinger opendeed zei de jongen: βIk ben uw grootste fan,β waarop Salinger antwoordde: βAls dat zo was, dan had je hier nooit voor de deur gestaan. […] De fan stond sprakeloos tegenover hem, waarna Salinger de deur dichtdeed en na een paar uur naar buiten kwam met een banaan. De fan stond er nog, was nog steeds sprakeloos, en Salinger zei alleen maar: For the road.’
Het essay bevalt me omdat Rebekka de Wit poppetjes opvoert om een punt te maken: het menselijk voorstellingsvermogen schiet tekort.Β Ik zie de fan staan, met een banaan.
Even verderop citeert Rebekka de Wit Tjitske Jansen in Koerikoeloem, die tijdens catechisatie bij de dominee haar gelijk probeert te halen:
‘Ik kan me niet voorstellen dat God de wereld in zeven dagen heeft geschapen. Dat kan ik me niet voorstellen. Ik wist vrijwel zeker dat de dominee daar net zo over dacht als ik, dat je die zeven dagen niet letterlijk moest opvatten, dat je die symbolisch moest zien, maar ik wilde graag dat hij dat hardop zei want dat had hij nog niet gedaan en de anderen moesten het ook horen. Ik hielp hem als het ware met mijn stelling. Hij hoefde alleen nog aan te vullen: Natuurlijk heeft God de wereld niet in zeven dagen geschapen, dat moet je anders zien. Maar dat zei hij niet. Hij zei: Gelukkig hangt de schepping niet af van jouw voorstellingsvermogen.β
Doet me denken aan de bijbel die bij het geklaag van Job over de ellende die hem overkomt God laat bulderen: waar was jij toen ik de aarde grondvestte? De sterren aan de hemel hing? De wolken liet waaien? Liet jij het soms regenen en donderen?
Rebekka de Wit zegt iets moois over de fan die β vol van bewondering β Salinger niet aanvoelt, Tjitske Jansen die β vol van eigen gelijk β de dominee niet aanvoelt. ‘Proberen iets te begrijpen gaat al snel over in denken iets te begrijpen. Hoe onschuldig is dat?’
Is empathie mogelijk of kunnen we alleen invoelen wat we willen invoelen, spiegelt empathie vooral ons verlangen empathisch te zijn en zegt het weinig over de realiteit. Ik denk dat ik iemand begrijp omdat ik iemand wil zijn die mensen van kleur begrijpt, armoede begrijpt, glimlacht tegen vluchtelingen.
Ik denk dit te begrijpen.
Ik begrijp de ander niet, juist als ik denk dat ik die begrijp. Rebekka de Wit blijft onkenbaar. Hoeveel ik ook van haar lees.
Mijn voyeuristische ik is bevredigd: ik weet wat Rebekka de Wit leest.