We are all lichens. – Scott Gilbert
Het stormt al dagen, water lekt naar binnen, sijpelt langs de muren. De tuin heeft nog nooit zo blank gestaan, we beginnen, zoetjes, in klimaatverandering te geloven, twee zwanen drijven op gras, dobberen in een vreemde context, woorden worden werkelijkheid. Verandering in het klimaat, bokkepruik van de landgeit, het helpt als je woorden voor je ziet, anders blijft alles zo abstract. Het water trekt de grond niet in, het wil zich niet de bodem insijpelen voor de zomer, de regen karnt de aarde tot modder, de tuin is veranderd in één donkere poel, als op het schilderij Drie werelden van Escher: lucht, water en een vis die hapt naar herfstbladeren. Huis beschermt me, ik lig hoog in de kajuit. We moeten haar wonden afdekken, bijenwas volstaat niet, een man klimt op het dak, brandt zwarte lappen vast, dicht alle kieren en gaten. Ik leef met Huis. Specht. Water. Wind. Haar. We leven als symbionten. De specht pikt als een razende in de spleten van het schuurtje, kleeft als een alpinist on speed tegen de gevel, stijgt plank voor plank tot de planken op zijn. Water trilt in de wind. Ekster vliegt met een takje de hoogste boom in. En nog een keer. Ik weet nu waar de term kraaiennest vandaan komt. De boeren willen een lage grondwaterspiegel, geen drassigheid. Huisbewoners hoge. Je kunt het leven zien als strijd, of als symbiose. Symbioses vertragen het uiteenvallen. We hebben vogels nodig die de akkers leegeten. Ik heb me nooit gerealiseerd dat ik in oorlog ben met boeren. Leeft de winterslapende egel nog?