Ze herkende wat de schrijver schreef en daarom kon ze verder lezen, in het boek met haar optrekken: als ze in de winter op een loopband stond en de renner naast haar besloot, en zij besloot, zwijgend, om hun tempo enkele kilometers te matchen, voelde ze een bepaalde intimiteit.
Ze ervoer iets soortgelijks op de snelweg bij een lange autorit, wanneer het tempo van schakelen, inhalen, doorrijden, exact gelijk was aan een auto voor of achter haar, temidden van duizenden anderen, kilometers lang, langs bossen, vangrails en benzinestations, onder grijze luchten die af en toe opklaarden.
Alsof ze hetzelfde op het spoor waren.
Ze las over de schrijver die het idee opperde om mensen een tussennaam te geven, zodat ze kunstmatige families vormden. De hoofdpersoon in het boek begroef dit idee, samen met andere ideeën in een urn. Met dezelfde tussennaam zou je verwanten hebben over de hele wereld, voorbijgaand aan de bloedband.
Menselijke wezens hebben alle verwanten nodig die ze maar kunnen krijgen – niet noodzakelijkerwijs als gevers of ontvangers van liefde, maar van gewoon fatsoen.
Ze wilde als tussennaam Zeepaardje of Schaatsmal of Golf of Guardian of Slapstick of Narcis, met die laatste was ze verwant aan het alterego van de schrijver.
Ze vond papier te geduldig. Het zou zinnen van zich moeten afslaan zoals een paard vliegen van zich afslaat. Temidden van de chaos speurde ze naar ideeën. Alsof hij haar toetste. Af en toe fonkelde er één.
Wat als zwaartekracht flexibel was en niet altijd gelijk was geweest? Het verklaarde allerlei onverklaarbaarheden: de immense piramides, de beelden van Paaseiland, de ontilbare blokken van Stonehenge.
De eerste vijfentwintig pagina’s ontroerden haar, over de dood van zijn zus en de ongelooflijke dood van haar man twee dagen eerder, daarna liep hij harder en harder op de loopband, struikelde over zijn fantasie (bloedschande, geestelijk kannibalisme). Ze zag hem in de achteruitkijkspiegel op de vluchtstrook staan, een seconde later racete hij met 300 km per uur voorbij, dan reed hij een ravijn in, dan flapperden hoofdstukken als wanden van een bordkartonnen caravan waarvan zojuist het dak was afgewaaid haar vervaarlijk tegemoet.
Ze reed door en voelde zich alsof ze de hond aan de boom bond en op vakantie ging. Ze wilde harder worden.