Een robot heeft geen gevoelens, geen herinneringen, hij verplaatst ze; het web een aaneenknoopsel van kleine gedienstige wezentjes die kwispelend en snuffelend enen en nullen apporteren, woorden en plaatjes, en zoete data van haar.
Eén robotje vertelt mij opbeurend hoeveel hartslagen ik al heb gehad, en hoeveel ademteugen ik al heb genomen, en hoeveel mij er nog resten voor ik de laatste uitblaas. Het rekent me mijn leven voor.
Een ander robotje wil in mijn herinnering voortdurend naar huis, het wil zo snel mogelijk omkeren, wenst afwijkende wegen liever niet uit te proberen, wantrouwt vreemde afslagen. ‘Probeer om te keren’, daar kwam ik net vandaan.
[computer komt, evenals kantoor, van comptoir, lees ik op boeklog: meubelstuk waarop je rekent, ruimte waarin je rekent.]