Onwezenlijke televisie. Ferdie Elsas loopt als Ferdie E. met een alpinopet door een herfstachtig bos. Naast hem loopt een man. Op een gegeven moment gebaart Ferdie Elsas de man stil te staan. Hij haalt een wapen met afgezaagde loop en geluiddemper uit zijn borstzak. Dat lukt niet, gerommel met kleding, het duurt even. Al die tijd blijft de man staan, blik naar voren. Ferdie Elsas richt het wapen op het achterhoofd van de man. De man zakt door de knieën en valt in het gebladerte. Ferdie Elsas bekijkt de contour van het lichaam. Hij tekent een gat af dat ongeveer dezelfde contour heeft, met de knik van knieën erin. Hij begint te graven. Na een half uur – twintig minuten kan ook – rust hij uit. Hij drinkt een imaginair glaasje sinaasappelsap en rookt een shaggie. Hij snijdt op een plankje een pink af. Hij stopt het in een thermoskan gevuld met ijsblokjes. Te vol. Hij haalt enkele ijsblokjes uit de kan. Hij verwijdert de bril van de man. Rolt de man om – het gat in. Hij loopt weg in de richting van een blauwe auto aan de rand van het bos. Tussen de bomen rennen rechercheurs om buiten beeld van de camera te blijven – ook naar de blauwe auto. Er was één goede kans op ontsnapping, op het moment dat de man in de bijrijderstoel werd geduwd. De auto stond in een woonwijk – er liepen een stuk of zes omstanders in de buurt, het was klaarlichte dag. Ferdie Elsas loopt om de auto, wil de man vanaf de achterbank boeien, leunt voorover. Gedoe met handen achter de stoelleuning, gedoe met een kettingslot van de HEMA. Nu! Ren nu weg, schreeuwden wij tegen het beeldscherm. Klamp die omstanders aan! Tot wij ons realiseerden dat die omstanders rechercheurs waren. We gruwelden in onze bedjes.

»