Bij nonfictie komt te weinig verbeelding kijken, het blijft teveel een intellectuele onderneming.
UKL wil echte draken.
Triomf van hart en geest.
Misschien kun je werelden verzinnen, wanneer die ene waarin je leeft geen probleem is.
Ik hoef me niet te schamen, zegt Ali, die aanbelt en drie dozen boeken aflevert die niet door het gat van de brievenbus passen. Maak je niet druk, zegt hij om mijn gemoed te verlichten. Verderop bezorgt hij elke dag 5 dozen met schoenen.
– And here begins the difficult task of trying to understand another person.
UKL is niet van de school die beweert dat alles, zodra je pen op papier zet, vanzelf fictie wordt, dat zodra je je iets herinnert, het fabuleren begint.
Je kunt, grofweg, twee dingen doen, zegt ze: de werkelijkheid imiteren, of er één creëren.
Onze wereld hecht veel waarde aan dat eerste.
Zij wil liefst echte draken.
Dan vertelt ze een grappig waargebeurd verhaal over een vader met drie dochters die het niks vindt dat ze zoveel wc-papier gebruiken. Hij besluit om het te rantsoeneren. Elke dag legt hij drie stapeltjes van zes velletjes voor ze klaar.
Daar zit hij, op de rand van het bad.
Ik wil nu weten hoe het met die dochters afloopt, zeker twee van hen raakten in een depressie, eentje spaarde dagelijks dat zesde velletje op.
Nee, nee, zegt UKL.
– The job of the imagination, in making a story from experience, may be not to gussy it up, but to tone it down.
Ze zegt het trouwens anders. Ze zegt,
I am thinking of a true story I heard about a man who rationed his daughters’ toilet paper. He had three daughters and it infuriated him that they used so much toilet paper, so he tore all the toilet paper rolls into the little component squares, and made three piles of six squares on the bathroom counter, and each daughter was to use one pile each day. You see what I mean? In a case like this, the function of the imagination is to judge whether anything so bizarre belongs in the story without turning it into farce or mere gross-out.
– The world is unbelievably strange, and human behavior is frequently so weird that no kind of narrative except farce or satire can handle it.
Ze zegt, something has to happen.
Ze wil me zo snel mogelijk terugvoeren naar craft, naar techniek, naar het veilige vaarwater van ritme en interpunctie, van sound and syntax. Of een verhaal fictie of nonfictie is doet er uiteindelijk niet toe, het gaat erom dat het voorwaarts gaat. Something has to happen.
Ze gaat bij je weg, je belandt in een poel brak water en waant jezelf hoofdpersoon, maar nee, dit blijkt haar verhaal, niet het mijne, zij beweegt, immer voorwaarts, altijd vooruit. Steering the craft. Ik streep intussen zinnen aan. Je kunt het bewegen noemen, technisch gesproken beweeg ik.
Ik maak voortdurend denkfouten.
Wordt het interessanter als je in plaats van te schrijven over een vrouw, die vrouw bent?
Ali gaat dit jaar niet naar Marokko, zijn kinderen moeten op zwemles, zijn dochter wil volgend jaar naar het VWO, hij blijkt exact zoveel werk te hebben als er pakketten te bezorgen zijn. Gisteren 190, dat is een ronde van 3 uur, vandaag 140. Van de drie uur die zijn ronde duurt staat hij nu zeven minuten op mijn stoep en ik probeer, terwijl ik luister, uit te rekenen hoeveel zijn stilstaan hem op jaarbasis kost. Hij werkt 6 dagen per week, wat me hopeloos in de war brengt, omdat er geen post bezorgd wordt op zondag en maandag. Zijn vriendelijkheid is balsem voor mijn ziel. Als ik moet kiezen tussen Marokko of zwemles voor mijn kinderen weet ik eerlijk gezegd niet wat ik zou kiezen, waar blijft Ali in zijn eigen verhaal?
Ik wil dat hij weggaat zodat ik The Wave in the Mind kan lezen.
‘s Avonds kom ik op een feestje een vrouw tegen wiens favoriete boek Limbo is (Bernard Wolfe). Het is onmogelijk niet te klikken. proza (3)