Ik lees boeken van papier, kijk series op zilveren schijfjes, blijf onzichtbaar voor de mannen aan de andere kant van het scherm. Ik ben ruikbaar, douche zo min mogelijk, haren was ik één keer per drie maanden, de kapper fluistert me in het oor dat het vaker moet terwijl haar zwarte kam met lange tanden door zoet geurende haren glijdt en grijswitte talg van mijn achterhoofd schraapt.
Mijn perceptie stemt zelden overeen met de feiten. De thermostaat geeft vier graden minder aan dan vorig jaar, de gasrekening stijgt. Meer mensen eten duurzaam, vegaburgers liggen op stapels in supermarkten, de vleesconsumptie neemt toe. Je leest de wereld, de feiten, denk je, je schrijft je toe naar de verwondering.
In Bob den Uyls Hoe en waarom Edgar Allan Poe The Raven schreef, schrijft Edgar Allan Poe in een essay hoe hij het gedicht The Raven schreef. Hij construeerde het. Het einde bedacht hij eerst. Of nee, hij bedacht eerst dat je het in één keer uit moet kunnen lezen. Grootste effect, meeste intensiteit. Maximaal 100 regels.
Als in een plot bracht hij vervolgens obstakels aan. Het essay leest als een kleine cursus schrijven.
In Bob den Uyls boekje (in een uur te lezen) staan het gedicht The Raven, vergezeld van drie vertalingen, geen één strofe hetzelfde, het essay van Poe, en een inleiding en nabeschouwing van Bob den Uyl, van wie ik een motto boven mijn bed heb hangen. Lezen is het halve werk van schrijven, zegt hij ergens (niet in dit boekje).
‘Vreemd is het dat Gerard den Brabander, toch zelf dichter, afziet van de kracht der herhaling van het woord ‘nimmermeer’. Het essay heeft hij kennelijk niet gelezen, anders had hij dat niet gewaagd’.
Poe wilde de mythe van de roes van het dichterlijke scheppen ontkrachten, hij stelt er de rationele constructie tegenover, maar het zou natuurlijk kunnen dat zijn essay een dwaalspoor is, dat het gedicht niet tot stand gekomen is op de manier die hij doet voorkomen. Ingenieus! Niemand verwacht in een detective dat de detective het gedaan heeft.