Ik heb een roman gelezen. Ik lees zelden romans, daarom vermeld ik het. Misschien blijkt deze gebeurtenis een kantelpunt, misschien lees ik op een dag Moby Dick, Don Quichot van La Mancha, Rayuela, alle boeken die Barber van de Pol ooit vertaald heeft. Op de eerste bladzijde staat een fragment dat ik wil onthouden. Het gaat over tijd.
‘We live in time – it holds us and moulds us – but I’ve never felt I understood it very well. And I’m not referring to theories about how it bends and doubles back, or may exist elsewhere in parallel versions. No, I mean ordinary, everyday time, which clocks and watches assure us passes regularly: tick-tock, click-clock. Is there anything more plausible than a second hand? And yet it takes only the smallest pleasure or pain to teach us time’s malleability. Some emotions speed it up, others slow it down; occasionally, it seems to go missing – until the eventual point when it really does go missing, never to return.’ – The sense of an ending, Julian Barnes
Nu ik tijd heb om na te denken, denk ik na over wat iets is. Ik zoek definities die je niet in encyclopedieën vindt. Dat is iets typisch vrouwelijks.
‘Het verlangen naar kennis, die op het algemene is gericht, wordt weetgierigheid genoemd. Als dit verlangen is gericht op het concrete, noemen we het nieuwsgierigheid. Jongens zijn meestal weetgierig, meisjes nieuwsgierig – overigens in verbazingwekkende mate en met weerzinwekkende naïviteit.’
Schopenhauer heeft gelijk.
Ik heb het graag concreet en persoonlijk.
Ik ben nieuwsgierig naar Julian Barnes die iets schrijft over tijd.
Schopenhauer die iets zegt over vrouwen.
Ik moet wel een vrouw zijn.
Maar concreet.
Zodra ik begin na te denken over iets, is dat bijna altijd ook meteen het begin van nadenken of ik het nog wil. Nadenken is een scheef startschot. Dit ding – elke dag een bericht – is behalve een vormgevangenis, ook een tijdvormgever. Het is fijn om elke dag een streepje op de muur te zetten (dichter bij het eind).