Op 27 oktober 2018 schrijft boeklog.info:
[…]
Devoldere begon voor het eerst met het maken van notities op zijn zestiende, in mei 1973, om dat net geen tien jaar vol te houden. Begin deze eeuw kwam er de beslissing om toch weer systematisch aantekeningen vast te leggen, met als doel van deze zinnen een boek te maken. Een werkplaats van een boek. Alles zou erin moeten kunnen, en mogen. De verzameling zou een lopend commentaar zijn op wat hij las, en wat er in zijn leven plaatshad.
Zo schrijft Luc Devoldere in zijn verantwoording.
Waarbij hij toch ook één aspect uit beeld houdt. De vraag waarom hij precies de moeite neemt om niet alleen te leven, logischerwijs, maar om daar achteraf dan ook nog eens aantekening over te maken. Om zichzelf op te zadelen met dat oneindige pak huiswerk.
Zelf heb ik gemerkt dat boeklog tegenwoordig fungeert als mijn aantekeningenschrift. Omdat er mij iets aan de vorm van de losse notitie begon tegen te staan. Losstaande aantekeningen zijn zo vaak een start en een stop al ineen.
In lopende teksten, zoals mijn boeklogjes, is het tenminste nog eens mogelijk om een aanloopje te nemen vóór de afzet en de sprong. Is er soms zelfs een landing die nog een waarneming oplevert of wat. Een verhaalvorm als deze werkt tegenwoordig beter voor mij om zinnen te schrijven waarvan ik het bestaan nooit had kunnen vermoeden, dan het vastleggen van losse notities.
Omgekeerd is er een zelfde probleem met het lezen van aantekeningen — eerder gesignaleerd bij Canetti’s verzamelde aantekeningen. Hoe lees je een boek met een vrijwel onleesbare vorm? Waarin elke mededeling los kan staan van die er vooraf kwam, of al wat er na komt? Een uitgave die op elke pagina verschillende malen opnieuw kan beginnen?
Canetti leerde me om zo’n boek gewoon op een normaal leestempo door te nemen. Omdat de enorme hoeveelheid aan losstaande zinnen toch al maakt dat niet alles kán worden opgenomen. Bundels als de zijne, of als Lucifers bij de brand, zijn boeken om te herlezen. Omdat het zo goed kan dat die ene aantekening pas landt bij de vijfde lezing, en eerder telkens onopgemerkt passeerde.
Zo’n eerste lezing, als ik nu had, is daarom niet meer dan een kennismaking met de gedachtewereld van de schrijver. Een eerste inventarisatie desnoods van de paden die zo’n auteur graag afwandelt.