Dingen zijn niet onschuldig.
Dingen beperken onze keuzes.
Dingen bepalen ons gedrag.
Dingen gedragen zich als mensen, ze imiteren en vervangen ons. Een automatische deur vervangt een portier die de deur voor je open doet en achter je sluit. Een deur beperkt mogelijkheden.
We kunnen een automatische deur niet open laten staan, terwijl dat soms praktisch kan zijn. We kunnen de deur ook niet voor iemand openhouden, terwijl dat aardig kan zijn.
Deuren maken geen onderscheid en discrimineren daardoor. Niet iedereen kan even makkelijk gebruik maken van de oplossing die een ding biedt. Iedereen kent het machteloze gevoel van buitengesloten worden door een deur, een systeem, een ding.
Meestal bedoelen dingen het goed. Neem de dingen in en rond de auto: autogordel, airbag, vangrail. Ze vooronderstellen: ‘okee, ik weet dat je je best gaat doen om geen ongeluk te krijgen, maar als je botst, dan zorgen ik ervoor dat je het er levend vanaf brengt. Als het misgaat, ben ik er.’
Als ik naar mezelf kijk moet ik constateren: ik neig naar misgaan. Ik ben snel moe, vaak lui, opstandig, ongehoorzaam, chagrijnig, achterdochtig, onoplettend. Ik ben een uitzonderlijk goede chauffeur, in tegenstelling tot al die zondagsrijders om me heen.
In het verkeer zijn de gevolgen van het menselijk tekort duidelijk, namelijk fysiek en vaak fataal: een auto blijkt dodelijk, een wapen, een monster. Eén foutje veroorzaakt grote ellende.
In de wereld van de virtuele dingen zijn implicaties niet altijd duidelijk. Terwijl ook daar geldt: technologie is niet onschuldig. Stilzwijgend moedigen internet, de computer en automatisering bepaald gedrag aan, en ontmoedigen ze ander.
De bias van technologie, haar ingebakken neiging, vloeit voort uit de waarden van digitale informatie, van enen en nullen, hun razendsnelle uitwisselbaarheid, hun moeiteloze verspreiding: alles is snel, frictieloos, onmiddellijk.
De virtuele wereld heft afstand in tijd en ruimte goeddeels op. Die kwaliteiten zijn verslavend. De oneindige on demand keuzevrijheid van bijvoorbeeld Spotify, Netflix en Google, van internet zeg maar, voeden een nieuw soort veeleisendheid, die de moderne mens ook in de rest van het dagelijks leven verwacht. I Want What I Want When I Want It: Now.
Ik raak gefrustreerd als Google niet binnen een halve seconde met zoekresultaten komt. Of als een website tijdelijk niet toegankelijk is. Ik ben dat in toenemende mate ook als iemand iets vertelt dat niet meteen interessant is… Dan klik ik weg. Ik ben een onrustige, ongeduldige consument geworden, die altijd het beste kan kijken.
Het web-ding wil intussen één ding: dat ik blijf klikken, blijf kijken, aan het scherm gekleefd blijf. Als we massaal stoppen met klikken, of met kijken, stopt de machinerie. Bij elke klik krijgt iemand meer views, meer hits, wordt ergens iemand rijker, Google groter, slimmer en preciezer.
Technologie wil niet dat ik nadenk. Ze wil dat ik dat juist niet doe, ze denkt voor me, ze bedenkt wat ik ga doen, ze wil juiste voorspellingen doen. Daarom biedt ze al dat gemak, comfort, snelheid, en soms ook veiligheid. Technologie is een middel dat wil dat ik een doel zonder frictie bereik.
Als ik het zelf niet doe, doen anderen het voor me. Algoritmes speuren naar series die ik leuk moet vinden omdat anderen dat vonden, mailboxen stromen vol aanbiedingen, vrienden retweeten het halve internet, ze appen waar ik blijf. Een beetje ontsnappen kan gelukkig nog wel. Met het ding boek.
Een boek is een ding waarbij het middel het doel is. Het boek is de onafgebroken gedachtegang, van enige omvang, van een individu, een mens in behapbare vorm. Een boek is zelden meer dan wat je in je hand hebt, papier met letters. Als ik niet lees gebeurt er niets, er wordt niets gepusht. Als ik een bladzijde omsla, is er de volgende bladzijde. De marge is niet gevuld met allerlei vishaakjes.
Ik lees iemands geduld, inzet, herformuleren, niet iemands oprisping.
De deugden van boeken zijn ongeëvenaard, want menselijk, een boek belooft me een einde. Het web stroomt steeds vol.
Een boek belooft me concentratie, geen afleiding, behalve door de inhoud zelf, kortom, de geneugten van reflectie, de genoegens van stijl, de kalmte en stilte van een zondagochtend.
Het boek geeft me flow, zelfs zo, dat ik als ik wil door kan lezen. Maar het hoeft niet.
Het boek geeft me almacht, ik kan teruglezen, vooruitlezen, het tussentijds dichtklappen. Rust wanneer ik wil.
Op internet kan ik niet stoppen.
Boeken zet me op mijn plek: ik doe ertoe én ik moet mijn mond houden.