Een oude vrouw zat achter een tafel met spullen. Ik probeerde te verbergen dat ik niets te doen had door met een geïnteresseerde blik langs de tafel te schuifelen. Af en toe pakte ik iets op: een stenen hertje, een rode asbak. Daarna zette ik de dingen weer neer. De vrouw herrangschikte de spullen zodra ik ze losliet. Als ze maar niet over het mooie weer begint, dacht ik. But then a thought got in the way, and the one I had did go.
Op de tafel lag ook een plastic, transparant mapje met 36 vakjes en 36 dia’s. De dia’s zaten in kartonnen diaraampjes. Ze waren nat, de wanden van de plastic vakjes kleefden aan elkaar, het karton was zompig. ‘Deze dia’s zijn nat,’ zei ik. Ik legde het mapje neer en stootte het stenen hertje van de tafel. Gelukkig ging het zoals bij veel dingen in het leven net goed.
‘Daarom laat ik ze erin zitten,’ zei de vrouw. ‘Drie euro,’ zei ze ook. Ze streek met haar wijsvinger langs de vakjes van het mapje en pauzeerde bij sommige dia’s alsof ze zojuist had leren lezen met hulp van een leesplankje. ‘Ze zijn nat,’ zei ik, maar oude mensen zijn koppig, ze drijven hun zin door en nu zit ik met 36 wolkenluchten en zeegezichten opgescheept terwijl ik het stenen hertje had kunnen hebben.