Ik ontmoet Oki, een roodharige hond die op een huskey lijkt, en een vrouw met hetzelfde rode haar, al is de vacht van de hond steviger, stugger, als een harde borstel. Ik stel me de twee voor op een barre sledetocht. Oki zal haar warm blazen wanneer ze stranden op een witte poolvlakte met nog maar één reep chocolade op zak.
‘ōgi is Japans voor waaier,’ zegt de vrouw. ‘Zo heet dit gebouw hierachter.’ Ze wijst op een woningblok dat Zweeds aandoet. ‘Kom, we gaan eten,’ zegt ze tegen de hond, die aan een lange gele lijn vastzit en niet reageert. Ze durft Oki niet los te laten lopen, dan schiet ie weg als iets beweegt.
Oki staat bij een molshoop, duwt zijn snuit in de aarde en blijft zo staan, alsof een grote onzichtbare hand hem met zijn kop voorover in een slagroomtaart duwt. Oki tart alle wetten van de natuur en de slapstick-film. Oki lijkt in slaap gevallen. Hoe haalt Oki adem?
‘Hij ruikt een mol,’ zegt ze. ‘Hij ziet niks, maar hoort en ruikt alles.’
Plots beweegt Oki, en schuifelt achteruit met zijn snuit vlakbij de grond, als een stofzuigertje. Hij volgt een onzichtbaar spoor. De mol beweegt zich ondergronds. ‘Die is al lang verdwenen,’ zegt de vrouw berustend.
Een praatje maken gaat makkelijk. Stilstaan en aandachtig naar iemands hond kijken volstaat. Baasjes verklaren graag het gedrag van hun honden, alsof ze het bijna maar niet helemaal in de hand hebben, en dat verschil opvullen met woorden van begrip.
[Bessenpad, 52°24’38.5″N 4°53’40.9″E]