Er is ook weinig ikzelf om je aan vast te houden, als het tapijt onder je vandaan getrokken wordt en daar nog wat verstopt ligt bovendien, mailt ze. Ik herinner me de omgedraaide borduurwerken die in het Ensorhuis hingen in Oostende, zeetaferelen, je kijkt naar de rafeldraden, achterkanten. Korte draden die spaarzaamheid verraden, lange draden nonchalance. Vrouwen hebben ze geborduurd, geen man doet dat (werk van Rob Scholte).
Er is niemand die een dagelijkse groef voor je gaande houdt en waar je willens en wetens op aan kunt haken. Rouw is een natuurverschijnsel, niet iets wat je goed of verkeerd kunt aanpakken of wat heel veel zegt over jou. Het dendert door je heen. Niemand zit ‘s avonds op de bank in z’n nopjes met zichzelf. Dan mailt ze een zin die me treft, ik ben altijd op zoek naar zo’n zin, alsof die de oogopslag is waarin ik wil verdwijnen.
Bizar hoe zo’n wereld aan niets en al die overweldigende gevoelens die je niet wil gewoon aanwezig zijn in dezelfde werkelijkheid als waarin je je leventje leefde.