Een jongen, op de rug gezien, staat bij een vangrail. Alles oogt grijs, het asfalt waarop hij staat, de vrachtwagen waarnaar hij staart, het afgetrapte gras in de middenberm. Kaal, grauw. De foto is gemaakt door Google.
Klikkend met mijn muis ben ik op een avond langs hem gereden. Ik zag hem staan, pauzeerde, maakte een screenshot. De handeling – appeltje shift 3 – zit in mijn motorisch geheugen, automatisch als autorijden zelf.
Iets in zijn houding raakte me. Ik maak vaak foto’s als ik online ben, sta regelmatig stil, pluk vruchten, die vallen op mijn desktop. Screenshot 2023-02-18 at 06.16.06.png. Screenshot 2023-02-17 at 15.57.19.png.
Soms ruim ik de screenshots op, sleep ze in een map die ik een naam geef, een enkele keer print ik de foto’s met een kleine printer die speciaal daarvoor gemaakt is: glossy.
Zo heb ik screenshots van een vrouw die voorovergebogen loopt in een tunnel, een vrouw leunend op een bezem in Peru, iemand die iets onbestemds uit de kofferbak van een auto haalt in Nevada, omringd door cactussen.
Maar die hangen niet als foto boven mijn bureau. De jongen wel.
Als ik langer kijk valt op hoe hoog de vangrail is, die komt tot boven zijn middel. Tegelijkertijd is die vangrail extreem ontoereikend, hij lijkt niet te bestaan, niet in staat hem af te schermen van langsrazende verkeer.
Hij klimt zo over de vangrail, en dan is het klaar.
Report a problem, zegt Google in de rechteronderhoek. Iets in mij wil gehoor geven aan die oproep: I report a problem. Haal die jongen bij die vangrail weg!
Maar ik deed het niet, ik klikte verder, alsof ik haast had. Nu denk ik, het zou geweldig zijn als overal waar ik kom iemand aan de andere kant van het scherm zit. Report a problem.
Ik heb de tijd laten verstrijken. Toch knaagt iets. Leeft hij nog?
Ik ben opnieuw op zoek naar Tomei Expressway, ik wil achterhalen waar de jongen stond. Maar Streetview is alleen leuk als je doelloos dwaalt, niet als je naar iets op zoek bent, zonder te beschikken over geo-coördinaten.
Nooit zal ik de auto, een witte bestelbus, die voor me rijdt inhalen, steeds mislukt mijn poging, alsof hij een wonderdier uit een fabel is. Als ik met mijn muis op zijn nummerbord klik schieten we allebei naar voren, als duveltjes uit doosjes, hazewindhonden uit de startblokken.
Toch breng ik er uren door.
Elk mensengezicht dat de wereld van Streetview bewoont is wazig is gemaakt, alsof je al klikkend op google-maps niet zozeer een dromerig schimmenrijk maar een gevaarlijke onderwereld betreedt. Uit voorzorg en a priori zijn alle gezichten onherkenbaar gemaakt. Iedereen die zich buiten waagt wordt collectief beschuldigd van… mens zijn. De jongen bij de vangrail weet aan dit mechanisme te ontsnappen doordat hij de Google-auto de rug toekeert. Hij heeft een maas in het systeem gevonden. Zijn beeltenis is haarscherp. De jongen kleeft niet, als een door een reuzenduim van Google doodgedrukt insect op de voorruit van mijn computer.
Ik denk dat ik daarom graag naar de foto kijk.
De foto is mijn omgekeerde Casper David Friedrich. De vluchtstrook als bergtop. De jongen heeft zwart sluik halflang haar, hij draagt een blauw jack. Ik kijk naar zijn rug. Hij ademt fijnstof in.
Tomei Expressway blijkt een tolweg. Ach, hoe erg kan het geweest zijn? Hij heeft nota bene betaald om er te staan. Op de foto is de jongen veilig, als een scarabee in een stuk perspex, stel ik mezelf gerust.
Daarom hangt de foto boven mijn bureau. Ik hoef de jongen niet te redden, de jongen redt mij.