[een gedomesticeerde samenleving, een vriendelijke samenleving, beschikt over wikipedia]
Misschien zou je verwachten dat iemand die zijn kinderjaren heeft doorgebracht in Alabama, in een schooltje met maar één lokaal dat geleid werd door zijn moeder en zijn oma, over een tamelijk beperkte horizon beschikt. Per slot van rekening is er een grens aan wat je in de jaren zeventig kon leren van een handvol mensen in een slaperig plattelandsdorpje.
De kleine Jimmy Wales beschikte echter over een manier om aan zijn benauwde omgeving te ontsnappen: toen hij drie jaar oud was kocht zijn moeder de World Book-encyclopedie van een vertegenwoordiger. Zodra hij kon lezen raakte hij daardoor geobsedeerd en las hij dwangmatig het ene na het andere lemma door, verleid door de ‘zie ook’-verwijzingen die hem langs een eindeloze reeks informatiepaden leidden. ‘Zie ook, daarin kon je volkomen verdwaald raken,’ herinnert hij zich.
Elk jaar stuurde World Book stickers met updates op de verschillende lemma’s, en samen met zijn moeder plakte hij de vorderingen in de menselijke kennis op de verschillende bladzijden. Die ervaring leidde ertoe dat er een gedurfd idee bij hem opkwam.
Vier decennia later combineerde Wales de miljoenen die hij had verdiend met speculatie in optietermijncontracten en zijn belangstelling voor computercode met zijn eerste hartstocht, en begon hij allerlei deskundigen opdracht te geven om artikelen bij te dragen aan een online encyclopedie. Het was traag en saai werk, met een moeizaam stelsel van uitputtende peerreviews, totdat een nieuwe werknemer, de afgestudeerde filosoof Larry Sanger, opperde om een wiki te gebruiken, zodat iedereen de lemma’s kon redigeren. In plaats van de top-downstructuur die zo kenmerkend is voor de uitgeversbranche, maken wiki’s gebruik van het creatieve potentieel van hun vele gebruikers, en zo genereren ze heel snel inhoud.
Wikipedia ging in 2001 van start. Tegenwoordig heeft de encyclopedie ongeveer 71000 actieve medewerkers, en meer dan 47 miljoen lemma’s in 299 talen. De vrijwillige medewerkers updaten de site in een tempo van tien redactiehandelingen per seconde. De Engelse versie heeft meer dan 5,6 miljoen lemma’s, en dat is ongeveer vijftig keer zoveel als de Encyclopedia Brittanica. Wellicht het meest opmerkelijke is niet de hoeveelheid inhoud, maar de nauwkeurigheid daarvan. De Brittanica, die een groot aantal experts in dienst heeft, onder wie zelfs Nobelprijswinnaars, is in zijn wetenschappelijke lemma’s niet nauwkeuriger dan Wikipedia, die zijn auteurs niet betaalt, en al evenmin professionele kwalificaties eist. Heel verrassend is dit echter niet, want Wikipedia is een microkosmos van hetzelfde proces waarmee de mensheid al honderdduizenden jaren bezig is: het verzamelen, bewerken en up-to-date houden van culturele informatie door de samenleving zelf.
Wikipedia maakt de cumulatieve culturele evolutie zichtbaar. Taal maakt die mogelijk. Taal stelt ons in staat om gedetailleerde culturele informatie zeer getrouw over te brengen aan vele mensen tegelijk, en heeft daarmee de evolutie van diverse complexe technologieën, samenlevingen, online-artikelen en nog veel meer mogelijk gemaakt. Taal maakt ook het lesgeven veel efficiënter, en dus kan de opkomst van de taal een transformerende uitwerking hebben gehad op de culturerele evolutie van onze voorouders. Sterker nog, mogelijk is taal de belangrijkste drijvende kracht daarachter geweest.
Net als alle andere communicatiemiddelen is taal inherent sociaal. Taal helpt ons om sociale banden te versterken en die op de meest efficiënte en energiezuinige manier in stand te houden, omdat dankzij het gebruik van taal het één op één ontluizen van andere primaten vervangen kan worden door keuvelen, vleien en roddelen – bezigheden die niet alleen een stuk sneller verlopen, maar ook kunnen plaatsvinden terwijl we andere taken verrichten, en met een hele groep mensen tegelijk. Taal is een bindmiddel in onze samenleving, bevordert ons individuele overleven en maakt het ons mogelijk om samen te werken in groepen van miljoenen mensen in plaats van niet meer dan enkele tientallen. Naarmate onze samenlevingen steeds groter en complexer worden, gaan we ons steeds meer verlaten op reputaties om te bepalen in welke van de vele onbekenden ons ons heen we onze energie, tijd en middelen dienen te investeren.
Iedereen kan Wikipedia-artikelen redigeren, of nieuwe schrijven, en dat houdt ook in dat iedereen fouten, vooroordelen of opzettelijke onjuistheden in die artikelen kan aanbrengen. Maar elke nieuwe tekst wordt onmiddellijk gelezen door ‘Wikipedianen’, die vaak al binnen enkele seconden klaarstaan om onjuistheden te corrigeren en al te partijdige of bevooroordeelde teksten te herschrijven. Het succes van het hele project is gebaseerd op reputatie: feiten worden geschraagd met verwijzingen, zodat de gebruikers de betrouwbaarheid van de bronnen kunnen beoordelen; de redacteuren zelf worden in een bepaalde rangorde geplaatst op basis van hun ervaring, en in het verlengde daarvan zijn Wikipedia-artikelen ook van invloed op de persoonlijke reputatie van degenen die in die artikelen genoemd worden. Met behulp daarvan kunnen mensen hun bekendheid vergroten, maar ze lopen ook het risico dat er informatie aan het licht komt die hun niet welgevallig is. De honderden miljoenen mensen die elke maan de site bezoeken en met hun individuele geheugens en onderzoekskosten belangeloos bijdragen aan deze gemeenschappelijke inspanning, doen dat op basis van Wikipedia’s reputatie.
Door elkaar te vertellen wat ertoe doet en wat te vertrouwen is, gebruiken we taal om een zware selectiedruk uit te oefenen op onze culturele evolutie, want door middel van reputationele informatie leren we wie en wat te kopiëren, wie en wat te geloven en hoe ons te gedragen.
Waarom zou je vrije tijd besteden aan het schrijven van Wikipedia-artikelen? Waarom zou je een stelletje onbekenden eigenlijk hoe dan ook helpen? De meest overtuigende verklaring voor het feit dat dit gebeurt, is dat altuïsme bijdraagt aan het ontstaan van sociale cohesie, en zoals we al hebben gezien, zijn mensen voor hun overleven afhankelijk van hun sociale omgeving. Hoe sterker onze groep, hoe beter die onze belangen kan behartigen tegenover andere groepen, en hoe groter onze individuele overlevingskansen. Samenwerking, en niet concurrentie, is zo belangrijk geworden voor het overleven van onze genen dat eerlijk en vriendelijk zijn over het algemeen het eerste is wat in ons opkomt. We besteden veel energie aan het bevorderen van onze reputatie voor prosociaal gedrag. Hoewel de regels van de ethiek van samenleving tot samenleving verschillen, zijn er elementen die wij, als diersoort, over alle culturele grenzen heen met elkaar delen. Zo hebben we bijvoorbeeld respect voor elkaars bezittingen en wordt stelen van medegroepsleden vrijwel altijd en overal als hoogst ongewenst beschouwd. Onze cumulatieve culturele evolutie maakt gebruik van maatschappelijke samenwerking en altuïsme om complexe en diverse samenlevingen voort te brengen, en van de sociale instrumenten die nodig zijn om binnen die samenlevingen allerlei vormen van onderlinge samenwerking in stand te houden.
In het verleden hebben biologen geprobeerd aan te tonen dat onze neiging to vriendelijk gedrag voortkomt uit dezelfde evolutionaire krachten waardoor andere diersoorten gedreven worden: door vriendelijk en behulpzaam te zijn zouden we de overlevingskansen van onze genen vergroten omdat we daarmee direct of indirect onze verwanten helpen. Sommige altuïstische dieren, mieren bijvoorbeeld, zijn allemaal nauw verwant, dus altuïsme is dan inderdaad bevorderlijk voor hun eigen genen. En dit gaat ongetwijfeld ook op voor een heleboel menselijke relaties, en in samenlevingen met een heel klein aantal leden. Verwantschap alleen vormt echter geen verklaring voor de altuïstische aard van de meeste menselijke samenlevingen, die te groot en te divers zijn, met te veel interactie tussen onbekenden om onze zelfzuchtige genen met de eer voor de vriendelijke en hulpvaardige aspecten van ons gedrag te laten gaan strijken.
Een andere suggestie voor de evolutionaire grondslag van onze tot samenwerking geneigde aard is dat we door iemand anders een dienst te bewijzen, er wel min of meer op kunnen rekenen dat diegene ons te zijner tijd een wederdienst zal bewijzen, want ‘voor wat hoort wat’. Wederzijds altuïsme is heel zinnig in langdurige relaties tussen individuen, maar vormt geen verklaring voor de enorme hoeveelheid anoniem altruïsme die we allemaal elke dag weer vertonen, zoals de deur openhouden voor een onbekende of zelfs iets veel ingrijpenders, zoals bloed doneren. Dat laatste doen we niet in de verwachting dat de onbekenden die we daarmee helpen, op de een of andere manier onze identiteit zullen achterhalen en ons schadeloos zullen stellen. Toch worden veel van de vriendelijke en welwillende dingen die we doen door anderen gezien en nagedaan. Onze hersenen zijn zodanig geëvolueerd dat ze heel goed zijn afgestemd op allerlei sociale aanwijzingen, waarbij onze ‘spiegelneuronen’ gaan vuren in een empathische reactie op de handelingen of ervaringen van iemand anders. Zelfs bij zuigelingen wordt zo al imitatiegedrag bevorderd. We zijn sociale na-apers, en ontlenen meetbaar genoegen aan het aanpassen van onze keuzes en gedragingen aan anderen die we graag mogen of zelfs bewonderen. Dat wil zeggen dat mensen die over het algemeen aardig gevonden worden, vriendelijke mensen dus, helpen om onze samenleving steeds vriendelijker te maken doordat steeds meer mensen hen gaan nadoen.
In een onderzoek dat werd gehouden op een punt waar twee wegen samenkwamen, blijkt dat als chauffeurs andere automobilisten lieten ‘ritsen’, deze vervolgens vaker geneigd waren om zelf ook anderen voor te laten. Aanstekelijke vriendelijkheid kan ertoe leiden dat individuen zich voornemen om zelf ook ‘betere mensen’ te zijn. We gaan netjes in de rij staan, houden de deur voor elkaar open en als we hoesten, houden we een hand voor onze mond; al die alledaagse vriendelijkheden kosten ons individueel niet veel, maar leiden wél tot een behulpzame samenleving, waarin we erop kunnen rekenen dat een deur niet in ons gezicht wordt dichtgeslagen. In de loop van duizenden generaties heeft dit ons gedomesticeerd, en menselijke samenlevingen over het algemeen samenwerkingsgericht gemaakt. Het gevolg daarvan is een grotere sociale cohesie, en dus ook een grotere individuele overlevingsgeschiktheid. Tot samenwerking geneigde mensen zijn over het algemeen succesvoller, en egoïstische mensen hebben minder kineren en een lager inkomen.
stem: gaia vince
perspectief: Terwijl de chimpansee op dezelfde manier leeft als miljoenen jaren geleden woont de mens in megasteden, met geschreven wetten, metro’s en smartphones. We zijn de intelligente ontwerpers van onszelf. (De oorspronkelijke titel is Transcendence.)
titel: vertellen
bron: vuur, taal, schoonheid, tijd: hoe culturele evolutie de mens heeft gevormd (2020, vert. rogier van kappel)
mopw: meerstemmige encyclopedie /