Sommige gebeurtenissen in de natuur zijn gekoppeld aan een seizoenswisseling, en om die reden zijn ze ons dierbaar. Verwachtingsvol kijken we in de lente uit naar onze boeren- en gierzwaluwen, naar de eerste vlinder in de zomer; we luisteren naar de bronstroep van vossen en herten in de herfst. Maar in Groot-Brittannië hebben we niet veel grootschalige jaarlijkse gebeurtenissen die visueel spektakel bieden en die niet op de dag nauwkeurig voorspeld kunnen worden, zoals het paaien, in de lente, van tienduizenden zilverkleurige vissen, Leuresthes, op de stranden van Californië, een paar nachten lang nadat het vloed is geweest. Desondanks kent iedereen hier wel zo’n terugkerend spektakel. Het doet zich niet overal op dezelfde plek voor, maar waar je ook woont, er is altijd wel een windstille, vochtige, zonnige dag die het teweegbrengt, en vandaag gebeurt dat hier.
Boven me bevindt zich een torenhoge zuil van vliegende mieren. Ik weet alleen dat ze er zijn omdat er ook een colonne van zo’n honderd zilvermeeuwen rondzweeft op hun slanke, grijze vleugels met zwarte punten, waarvan sommige op dakhoogte kruisen en andere een paar honderd meter hoger rondcirkelen. Ze vliegen niet op hun gebruikelijke laconieke manier, zo’n lome vleugelslag en dan zweven van hier naar daar. Ze zijn aan het eten. De mieren die ze eten kan ik niet zien. Maar ik weet precies waar deze of gene mier zich bevindt, want om de paar seconden draait een meeuw naar opzij, slaat één of twee keer met zijn vleugels en neemt een hap lucht. En nog één en nog één. Boven me speelt zich een minstens zo groot schransfestijn af als zo’n ‘aasbal’ in een tropische oceaan, nu met meeuwen en mieren in plaats van ansjovissen en haaien.
Ik ben getuige van de bruidsvlucht van een mierensoort die Lasius niger heet, de zwarte wegmier uit onze dorpsstraten en achtertuinen. De afgelopen vierentwintig uur hebben werkmieren overal in het stadje en daarbuiten de toegangsgaten van hun ondergrondse kolonies vergroot, zodat de nog maagdelijke gevleugelde koninginnen tevoorschijn kunnen komen. De mannetjes, eveneens gevleugeld, zijn zich al op de grond aan het verzamelen, en zodra de koninginnen het luchtruim kiezen en feromonen afscheiden, jagen de mannetjes erachteraan. De koninginnen lokken hun achtervolgers steeds verder naar boven en wachten op mannetjes die sterk genoeg zijn om ze daar te bereiken. Ze paren, soms met meerdere mannetjes uit verschillende kolonies, via een kort samenzijn dat de voorbode is van de geboorte van minikoninkrijken. Bij hun terugkomst op aarde sterven de mannetjes, terwijl de koninginnen hun vleugels afwerpen en op zoek gaan naar een plek om een nieuw nest te beginnen. Hoewel sommige van deze koninginnen misschien nog wel dertig jaar blijven leven, zullen ze nooit meer paren. Elk bevrucht eitje dat ze de rest van hun leven leggen gebruikt sperma dat ze in hun lijf hebben opgeslagen tijdens die ene vlucht op een zomermiddag.
Ik zie dat meeuwen vanuit alle windrichtingen komen aanvliegen om deel te nemen aan de braspartij. De mieren worden meegevoerd door de thermiek, opstijgende warme lucht, en zodra de toesnellende meeuwen de buitenrand daarvan bereiken wordt de punt van één vleugel ineens opgestuwd; ze strekken hun vleugels, draaien de thermiek in en zweven moeiteloos omhoog. Zo’n ‘vogeltoren’ is een attractie die kilometers verderop nog te zien is, een tijdelijk oriëntatiepunt boven een kerk langs de weg in een kleine plattelandsgemeente. En zulke zwermen roofdieren zijn een van de redenen waarom mieren uit het hele gebied allemaal tegelijkertijd tevoorschijn komen; hoe meer mieren in de lucht, hoe groter de kans dat sommige de aanval van de snavels overleven. Een rode wouw mengt zich in de zwerm, hij zweeft en kantelt erdoorheen op strak omlijnde vleugels die zwart afsteken tegen de lucht.
Vaak denken we dat de wetenschap op de een of andere manier de wereld van mysterie en schoonheid berooft. Maar juist de kennis die ik aan wetenschappelijke boeken en artikelen heb overgehouden zorgt ervoor dat wat ik gadesla bijna ondraaglijk ontroerend is. De zich voortdurend verplaatsende meeuwen als bogen in een gewelf van lucht, doorkruist door duizenden andere vlieglijnen, een warm luchtruim dat zindert van de aanvalsplannen en het piepkleine beetje hoop van elke opstijgende mier. Ik ben niet alleen gebiologeerd door de ronddraaiende zwerm vogels en de magie van mieren die een willekeurig deel van het luchtruim vullen en er drama en betekenis aan geven. Het komt ook doordat de drijvende kracht achter dit grandioze spektakel volledig onzichtbaar is. Dit riante stuk uitspansel, de meeuwen, de onwaarneembare mieren, zijn een tastbaar blijk van de onderlinge verbanden tussen verschillende schalen van bestaan, wat zowel opbeurend is als nederig stemt. Het stemt nederig omdat dergelijke gedachten over proporties en bedoelingen mij er als vanzelf op wijzen dat ik weinig méér ben dan een mier in het grotere raderwerk van de wereld, niet meer of minder belangrijk dan alle andere organismen hier. Als gehypnotiseerd kijk ik hoe een stel gierzwaluwen zich met maaiende vleugels opdringt om een graantje mee te pikken, met wijd open strot om de mieren uit de lucht te scheppen. Ik scharnier mijn hoofd alle kanten uit om ze te volgen, tot de zwerm tussen mij en de zon draait en ze niet meer te zien zijn door het felle licht. Mijn ogen beginnen te tranen, waarop ik naar het stukje grond kijk dat ik helemaal vergeten was, naar asfalt bedekt met de glinsterende vleugels van mierenmannetjes en -koninginnen die zich allemaal klaarmaken voor hun eerste en laatste vlucht.
stem: helen macdonald
titel: mieren
perspectief: terwijl Helen Macdonald terugrijdt vanaf de supermarkt ziet ze iets gebeuren in de lucht, ze parkeert de auto, doet die op slot, loopt terug, de blik naar boven gericht
bron: schemervluchten, 2021 (de bezige bij, vert. nico groen en joris vermeulen)
mopw: meerstemmige encyclopedie