Poëzie is ongevoelig. Poëzie handelt in klanken, pauzes, ritmes, zoveel mogelijk betekenissen binnen de betekenissen. En het moet concreet zijn. Over God kun je alles schrijven. Maar een appel, ja, die ligt daar. Beschrijf hem maar eens.
Het eerste dat Paul Marijnis deed toen hij in de jaren zestig Nederlands kwam studeren in Leiden, was een bos witte chrysanten afleveren bij Hogewoerd 63. ‘De vrouw die opendeed was stomverbaasd. Ik vroeg of ze die bloemen in een vaas voor het raam wilde zetten, als hommage aan de dichter Piet Paaltjens, die daar gewoond had. Achteraf gezien is het een aanstellerig gebaar, maar het is beter dan niks.’
Inmiddels is hij 55 jaar, en is hij na een korte journalistieke carrière bij NRC Handelsblad en omzwervingen door Azië, in Leiden blijven hangen. Ter hoogte van nummer 158 van diezelfde Hogewoerd staat nu een gedicht van Marijnis zelf geschilderd, ‘Zwarte Zwanen’. Net als Paaltjens combineert hij zwaarmoedigheid met lichtvoetigheid. ‘Ik probeer op luchthartige toon zeer akelige mededelingen te doen. Al die grafpakkenkunst vind ik verschrikkelijk. Poëzie moet ook joyeus zijn.’
Zijn tweede bundel, Roze zoenen, won onlangs de J.C. Bloemprijs, een nieuwe prijs, 2500 euro groot, bestemd voor de beste tweede bundel.
De dichter: ‘Bij het eerste boek ben je nog onbevangen. Als dat een succes wordt, komt dat als een steen op je te rusten, want je moet dat succes overdoen. Ik vind zelf wel dat deze bundel beter is dan mijn eerste (Gillette, 2000, CW). Ik heb er veel sterker in geschrapt. En in het eerste bundeltje gaat niets over mijn eigen brein. In dit boek zitten allerlei beschrijvingen van de vele ontsporingen van de geest. Ik ben labiel. Ik ben eigenlijk zeer depressief, en kan louter bestaan bij de gratie van pillen. Als ik van die moodswings heb, daal ik af in een afdeling waar je liever niet wilt zijn. Dan is alles kwalijk. Ook u met uw interview. Wat doet die man hier? Hij betaalt me niet eens. Iedereen heeft het op mij voorzien. Daarna kom ik weer omhoog en realiseer ik me: ik ben helemaal niet zo belangrijk dat iedereen het op mij voorzien heeft. Mensen zweren samen tegen Caesar, maar niet tegen mij.
‘De stoornissen van de geest zijn van alle tijden. Dat komt omdat de mens eigenlijk niet geschikt voor de wereld. Het leven is eigenlijk te vreselijk voor de mens. Het is niet voor niets dat mensen altijd uitvluchten hebben gezocht uit de nare realiteit: godsdienst, veel drinken, drugs, lid worden van de Ajax-boys. Vandaar dat je die dingen ook nooit en te nimmer kunt uitroeien. Het is die calvinistische achtergrond van Nederland die alles verbiedt. De calvinistische moraal is: werken, en dan niet een cabrio kopen van het geld, nee, je houdt je doodstil in een klein huisje in een klein straatje. Die houding heeft in Nederland het kunstleven verwoest.’
‘Het calvinisme zegt: luister eens, zolang je de Heilige Schrift hebt, wat valt er dan nog te lezen in boeken? Dat kan alleen maar viespeukerij zijn. Van iedere schrijver die zijn kop opstak, werd die kop onmiddellijk afgehakt. De Franse, Engelse, Italiaanse literatuur, ja, dat zijn feestelijke optochten die in de Middeleeuwen beginnen. Een zeer bonte menigte van prinsen tot absolute mafkezen die zeer veel leden telt en in het heden doorgaat. Maar in Nederland heb je alleen enkelingen, Slauerhoff, Nijfhoff, Bloem in zijn beste momenten, en Lucebert natuurlijk.’
‘Poëzie gaat ook niet over sentimenten, dat is een groot misverstand. Sentiment komt er eventueel bij de lezer aan te pas. Je moet niet beginnen met: ik ben zo zielig want mijn man is overleden. Dat kan de lezer niets schelen. Het moet feitelijk zijn. Schijven over de appel op tafel. ‘Mijn zwaard blaast het licht uit’, las ik laatst ergens. Een zwaard dat blaast? Ik wilde bijna opbellen. Dat was mevrouw Anna Enquist.
‘Poëzie is ongevoelig. Poëzie handelt in klanken, pauzes, ritmes, zoveel mogelijk betekenissen binnen de betekenissen. En het moet concreet zijn. Over God kun je alles schrijven. Maar een appel, ja, die ligt daar. Beschrijf hem maar eens.’
stem: christiaan weijts
perspectief: dichter paul marijnis won in 2003 de j.c. bloemprijs, een nieuwe prijs voor de beste tweede dichtbundel, in zijn huis in de gekroonde liefdepoort, waar hij samenwoont met zijn kat, vertelt hij christiaan weijts over zijn obsessies en zijn wrok.
titel: poëzie is ongevoelig
bron: mare, leids universitair weekblad (2003)
mopw: meerstemmige encyclopedie / appel