Het einde van Alison Hargreaves was groter dan zijzelf. Allemaal gingen ze met haar dode lichaam aan de haal, bang, waarschijnlijk, voor hun eigen sterfelijkheid.

Voordat ze beroemd werd als thuiskok, en vanaf het omslag van haar receptenboeken flirterig haar eigen succes bekeek, schreef Nigella Lawson columns in The Times, en op 16 mei 1995 maakte ze in die krant korte metten met Alison Hargreaves, die net zonder gebottelde zuurstof, zonder dragers, zonder hoogtesherpa’s in haar eentje de Mount Everest had beklommen, iets wat tot dan toe alleen Reinhold Messner was gelukt. Ze gebruikte de vaste touwen niet die langs de route gespannen waren. Ze sloeg de thee af die andere klimmers haar aanboden in de hoogtekampen. Het was radicaal.

Maar anders dan Messner was ze een vrouw, en moeder van twee jonge kinderen, Kate en Tom, die ze met haar man had meegenomen naar het basiskamp. Daar zijn mooie, vrolijke foto’s van.

Een week of vier acclimatiseerde ze; eenzaam en grotendeels uit zicht ploegde ze zich daarna een weg omhoog, niet zeker of ze naar beneden zou komen, en in welke staat.

Nigella Lawson vergeleek haar in de krant met een verslaafde, en verweet de beste bergbeklimmer van dat moment zelfzucht, ijdelheid en ‘de realiteit ontkennend egocentrisme’. Ze schreef: ‘Er is iets mis met mensen die een pathologische behoefte voelen om te ontsnappen aan het alledaagse hier-en-nu van het leven. Sommigen van hen worden junkies, anderen gaan bergbeklimmen. Ik heb geen tijd voor mensen die hun leven riskeren in een ijdele poging om geprezen te worden voor hun moed.’

Ze was niet de enige. Zelfs The Independent publiceerde een hoofdredactioneel commentaar met de kop: ‘Moeten moeders bergen beklimmen?’

Tom was zes, Kate was vier. Dat ze haar kinderen meenam naar het basiskamp was vanzelfsprekend – ze nam haar gezin ook een lange zomer mee naar de Alpen, waar ze solo zes klassieke noordwanden beklom terwijl JB de kinderen bezighield in de speeltuin, en de wolken langs de Dru naar beneden zag zakken. Terwijl zij daar klom.

Over die expeditie schreef ze een kort en merkwaardig boek, A Hard Day’s Summer, bijeengedreven dagboekfragmenten met op elke pagina een verwijzing naar een sponsor – er sprak haast uit die tekst, een onheilspellend vluchten, en tegelijk was het een alledaags verslag van een familievakantie, onderbroken door nuchtere routebeschrijvingen van haar spectaculaire solotochten. ‘Een spleet in de rots leidde tot een inspannend dak en vervolgens naar minder steile rots, tot aan de couloirschoorsteen’ – zo nuchter zou alleen een buschauffeur zijn routes beschrijven.

Ze was een navigator. Het ging haar niet om de berg maar om de route. Ze was gelukkig onderweg maar niet op de top want daar begon de afdaling naar het leven beneden, naar de journalisten met hun meningen en ambities, de sponsors, de hypotheekschuld, naar een slecht huwelijk. Daar was ze materiaal, geen klimmer.

Dat verklaarde, dacht ik, haar zakelijke beschrijving van de expedities die ze ondernam, haar laconieke houding onderweg: niets prijsgeven van wat je echt aantreft daarboven. Liever daar zijn, in de glasheldere rotsen, hoog boven de modderpoel beneden.

Liever daar blijven, dacht ik erbij.

‘… en toen was ik op de topp. Opnieuw geen vergezichten’ – dat schrijft ze over de noordwand van de Dru. Het gesigneerde exemplaar van dat boek was Lenny’s trots – hij had er drie uur voor in de rij gestaan bij La maison de la Presse, waar Hargreaves achter een tafeltje was gezet: 117 pagina’s met een slappe kaft, aangevuld met allerlei lijstjes en kleurenfoto’s om het volume te geven. Over haar klimmen schrijft ze nauwelijks, en als ze erover schrijft is het technisch – nergens bijzinnen van reflectie zoals Bonatti en Rébuffat dat doen, ‘ze schrijft nooit over haar gevoelens,’ zei ik tegen Lenny de avond dat ik haar boek voor het eerst las, in de Transit, ‘het is zo…kaal. Klimmen is toch meer dan alleen een koude opsomming van gebeurtenissen.’

‘Voor jou misschien,’ zei Lenny.

Haar handtekening slingerde van links naar rechts over de titelpagina; in de opbollende A van Allison had ze een smiley gemaakt.

Nog in het jaar van de Everest vertrok ze naar Pakistan. Ronald Naar kwam haar tegen in het basiskamp van de K2 en noemde Hargreaves later in de krant een ‘klimmende huisvrouw’. Een ‘technisch goede’ klimmer, vertelde hij, ‘maar ik kan me voorstellen dat de eerzucht en ambitie haar te sterk is geworden.’

Dat was in augustus 1995. Toen was ze al dood.

‘De K2 is niet voor moeders,’ schreef The Sunday Telegraph.

Ze had haar kinderen in de steek gelaten voor alpiene eerzucht, daar kwam het op neer. ‘Hun mama vond het belangrijker om een gevaarlijk bergtop te beklimmen, dan ze ‘s avonds in te stoppen,’ schreeft The Sun.

Ze schreven dingen over haar die niemand over George Mallory schreef. Mallory was eervol gevallen in de Himalaya, zij niet, terwijl ze toch hetzelfde deden.

Honderddertig jaar na de beklimming van de Matterhorn, die bijna tot een Brits klimverbod leidde, was onbegrip nog steeds de brandstof van de thuisblijvers. En erger. Alison Hargreaves, schreef Polly Toynbee in The Guardian, was een vrouw ‘die zich gedroeg als een man’.

Het seizoen was bijna ten einde toen ze een laatste poging waagde op de K2, de top bereikte en aan de afdaling begon. Een storm haalde haar in. Niemand had die storm verwacht, of ervoor gewaarschuwd. Ze kon er niets aan doen. Zes andere klimmers stierven ook die dag, hun namen haalden alleen de krant omdat ze in de buurt van Hargreaves waren.

Alison Hargreaves klom alleen omdat ze haar leven niemand anders toevertrouwde, zei ze, en ze klom uit liefde voor de bergen, een plek waar je alleen kon zijn.

Vijf jaar later publiceerde Nigella Lawson haar meest succesvolle kookboek tot dan toe: How to Be a Domestic Goddess.

Nog was het niet voorbij.

Tom Ballard kreeg de achternaam van zijn vader, maar hernam zijn moeders route en bleek een begenadigd alpinist: beklom de zes belangrijkste noordwanden van de Alpen solo in één winterseizoen, zoals zij dat in de zomer had gedaan. Hij was als een voortzetting van zijn moeder. Ook zijn ster rees: er werd alvast een korte documentaire over hem gemaakt. Je moest hem geen moederskind noemen, vertelde hij in interviews, hij was gewoon een klimmer net als de andere klimmers, verder niets, maar de buitenwereld dacht daar anders over. Niemand kan zomaar een klimmer zijn.

Wij zijn net als postzegelverzamelaars, zie hij, alleen verzamelen wij bergen.

‘Ze vragen me: denk je aan je moeder als je klimt? En dan zeg ik: nee, vreemd genoeg denk ik vooral aan niet naar beneden vallen. Ik groeide op met bergen, ik voel me er volledig op mijn gemak. Het is hierbeneden dat ik me oncomfortabel voel.’

Met zijn vader bewoonde hij een camperbusje op een camping in de Italiaanse Alpen, ze waren arm maar in de bergen, en zodra de mogelijkheid zich aandiende trok hij naar de Pakistaanse Himalaya voor een winterbeklimming van de Nanga Parbat, niet ver van de K2.

Tom Ballard was dertig toen hij stierf, zijn moeder drieëndertig. Hun lichamen zijn gezien met telescopen door andere klimmers in hoogtekampen: vlekken in de sneeuw. Te ver weg om te bergen. Daarna zijn ze verdwenen.

Je moet, dacht ik toen het nieuws Chamonix bereikte, de klimmer laten waar hij is. Je moet de klimmer laten.

titel: alison hargreaves
stem: toine heijmans
perspectief: wat bergen met de mens doen, wat de mens doet met de bergen
bron: zuurstofschuld (2021), roman
mopw: meerstemmige encyclopedie