Je kunt je eigen vermaak scheppen
door een nestkastje op te hangen.
Koolmezen inspecteren het,
ze kerven in het hout,
markeren dat het hun huis is.
Ze huppen eromheen
om te kijken of de kat erbij kan.
Ze vliegen af en aan met mos.
Ik strooi voer voor de vogels.
Met twintigen tegelijk zitten ze in de tuin.
Ze maken ruzie.
Ze gunnen elkaar niks.
Ik ben genoodzaakt het vogelvoer op verschillende plekken te strooien.
Als ik mijn wereldbeeld baseer op wat hier gebeurt zal er altijd strijd zijn, temidden van overvloed.
Ik houd van kijken.
Als je heel lang naar iemand kijkt
die iets met liefde doet,
voel je liefde, maar ik weet niet welke liefde dat is,
dezelfde liefde – of een andere.