Op dit moment zitten twee groene papegaaitjes in de boom buiten (we hebben ook een boom binnen, met ballen en lampen, dat boompje is zo klein dat het snoer en de stekker hem steeds omtrekken als je de stekker in het stopcontact steekt). De groene papegaaitjes komen uit het Vondelpark, daar zit een zwerm. Ze zijn noordwaarts gevlogen – hup, het IJ over – en neergestreken bij de buren. Waarom? De buren hebben ook een loerende kat, net als wij. Een wijs man vertelde dat je alles over het leven weet als je 14 jaar een onderwerp bestudeert. Koolmeesjes. Roodborstjes. Halsbandparkieten. Hyperlinks. Maakt niet uit. Sinds ik vaak naar buiten kijk, heb ik ontdekt dat een vogel die aanvliegt, nooit meteen naar zijn doel vliegt. Hij komt aanvliegen, gaat op een tak zitten, en hupt dan hupsgewijs naar voren. Waarom vliegt hij niet meteen naar waar hij wezen moet? En waarom vliegt hij naar de vetbollen van de buren? Het gras is daar niet groener. Vogels zijn vermoedelijk kleurenblind. In de winter hang ik tien vetballen tegen het schuurtje, trapsgewijs, in de vorm van een kerstboom, voor de kleumende pimpelmeesjes en kourillende roodborstjes die te klein zijn om naar het zuiden te vliegen. Binnenkort hangen de groene netjes leeg te bungelen in de wind, die hier hard waait. Geef ze ongelijk. Auto’s hebben winterbanden als het sneeuwt. Ik ken iemand die vogeltruitjes breit.

»