Jaloezie is de basis van democratie. – Bertrand Russell, De verovering van het geluk
Bertrand Russell had een ongelukkige jeugd.
Als adolescent haatte hij mensen.
Belangstelling voor wiskunde weerhield hem van zelfmoord.
Hij ontdekte wat hij het meest verlangde.
Hij verwierf die dingen geleidelijk.
Onbereikbare verlangens wist hij terzijde te schuiven.
Hij ging zich minder met zichzelf bezig houden.
Beschouwt dat als belangrijkste inzicht.
Belangstelling voor jezelf leidt hooguit tot het bijhouden van een dagboek, het ondergaan van psychoanalyse of de intrede in het klooster, niet tot een gelukkig makende activiteit.
Of wel, de monnik had ook straatveger kunnen blijven.
Externe discipline is de enige weg tot geluk voor ongelukkigen die te zeer door zichzelf in beslag genomen worden.
Hij verfoeit de zondaar, de narcist, de megalomaan, de door-zichzelf-in-beslag-genomene.
Nee, het gaat om externe belangstelling, die leidt tot activiteit, zolang die belangstelling tenminste levendig blijft, anders kun je beter stoppen.
1930.
Verzamelde notities, bevestigd door eigen ervaring en waarneming.
‘Ik heb dit boek geschreven in het geloof dat veel mensen die ongelukkig zijn, met doelgerichte inspanning gelukkig kunnen worden.’
Ik wil met haar tennissen.