Kerstboom, half verkoold. Blauwe pen. Blauw zeil bij een plaats waar vuur is gemaakt. Vijf plastic flesjes. Rode pen, waarmee ik dit schrijf onder de lage fietsbrug over de zijtak van het IJ, die niet meer dan een kleine meter overlaat om onder te slapen. Ik zit in de bocht aan de kade waar het water op zijn breedst is en een bewoner van een woonboot op een groot spandoek heeft gekalkt ‘Geen Horeca’. Acht wilde ganzen die neerstrijken op de Wilmkebreekpolder, een polder van 400 jaar oud. De ganzen maken eerste een wijde cirkel boven de polder, dan roept eentje heel hard iets wat klinkt als wowowowowow, een sein om de landing in te zetten. Een agrarische handeling die ik niet begrijp. Een boer rijdt met een trekker over de polder. Hij trekt brede banen. Een opgerolde strobaal wordt automatisch door een hakselaar geduwd en waar de boer rijdt sproeit hij het versnipperde, halfgedroogde gras in het rond als een fontein van mest. Een paar schapen lopen in die polder, maar eten dat verse sproeisel niet, ze gaan liggen en geeuwen tevreden. Een stel kraaien doet dat wel als een schilderij van Van Gogh. Geen meeuwen. Op de site van De Wilmkebreek Polder lees ik dat deze polder het laatste gebied binnen de autoring A10 is waar het agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend (‘extensieve beweiding’). Ik hoop dat dat genoeg reden is voor het behoud ervan, samen met de fouragerende weidevogels, maar zeker ben ik niet, in Amsterdam-Noord wordt water ook als groen geteld, niet alleen groen. De polder is op zijn mooist, er staan twintig reigers op een rij, ineengedoken in hun verwaaide regenjas. En die ganzen.

»