Er is veel te zien en veel te missen en soms word ik daar neerslachtig van maar niet vandaag, in de trein op weg naar Parijs, naar Geneviève Gauckler, die over drie maanden zal exposeren in MU. We zijn allebei fan van Geneviève Gauckler, maar dat is toeval en betekent niets. Het betekent niet, zo verzekert Angelique, dat Gauckler daarom een solo krijgt bij MU. Dat verbaast me. Het lijkt me een legitieme reden om iemand een solo te geven. ‘Of ik fan ben doet niet ter zake,’ zegt ze. ‘Of ze 600m2 aankan wel.’

Angelique zet haar laptop op het treintafeltje. Haar desktop is een chaos, net als haar bureau in De Witte Dame. Honderden documenten, plaatjes, filmpjes kriskras op het scherm. Ze laat foto’s zien. Ze vertelt hoe ze met Zevs in een tunnel stond terwijl hij met onzichtbare spraypaint omtrekken maakte van voorbijgangers. Over de film van Ari Marcopoulos over zijn vriend, snowboarder Craig Kelly (1967-2003), die omkwam in een lawine. Dat ze blij was toen Geneviève Gauckler toezei. Vol liefde en warmte praat ze over de kunstenaars. Maar nu overschrijd ik een lijn: woorden als ‘liefde’ en ‘warm’ en ‘fan’ gebruikt ze liever niet.

‘Peter Sutherland vroeg me ooit of het moet klikken met een kunsenaar voor ik er een tentoonstelling mee wil maken. Het antwoord is nee, ik moet het werk goed vinden en het moet iemand zijn met wie te werken valt. Professionaliteit en kwaliteit staan voorop. Bij voorkeur maak ik eerst persoonlijk kennis met een kunstenaar en voeren we een intensief gesprek over plannen en mogelijkheden. Daarbij vis ik naar de sluimerende droom die bijna iedere kunstenaar in het achterhoofd heeft. Dan komt de periode van ideeën en het pingpongen daarmee, maar pas bij het echte voorstel valt het definitieve ja.’

»