‘Als je geen contact hebt tot media, maak je niets mee,’ begint de filosoof zijn verhaal. Ik kom er niet achter of hij het zelf met die stelling eens of oneens is, of hij er wel of niet een mening over heeft of dat die mening en/of het al dan niet hebben ervan afhankelijk is van het moment waarop iemand hem ernaar vraagt en/of de context waarin. Bij een eerste kennismaking betreed je onherbergzaam gebied, zoek je naar signalen.
We leven in een ideologie, zegt hij. En een ideologie doet twee dingen: uitsluiten en annexeren. Hij heeft het nu niet over religieuze, politieke ideologieën maar over een symbolische ordening – een ‘gedeeld bewustzijn van de tijd’ – die bepaalt hoe wij betekenis geven, wat wij normaal vinden en hoe we de wereld inrichten. We zouden het bijvoorbeeld allemaal raar vinden als de buurman een slaaf houdt. Ik denk kort na over wat ik raar vind.
‘Als je geen contact hebt tot media, maak je niets mee,’ zegt hij opnieuw. Wat te doen? Je kunt ontkoppelen, in een verlaten schoolbus in Alaska gaan zitten en zo een bepaalde autonomie ervaren. De vraag is of zo’n tegenreactie, zo’n radicale afwijzing, niet juist een enorme afhankelijkheid bewijst. Rillend zit ik op mijn stoeltje. Snel fiets ik naar huis – giftige bessen op mijn netvlies – haal de computer uit een donkere kast en log weer in. Uitsluiting en annexatie. We zijn in oorlog.
Over mediatheorie (Arjen Mulder, 2010), Into the wild (Sean Penn)