Het aardige van kunst is dat het niet echt is en toch echt – zeker in wat het bewerkstelligt: onbehagen, troost, plezier, walging, afgunst. Dat gebeurt via verbeelding. De geest doet het werk. In Richard III wordt op toneel een gitaar stukgeslagen. Avond na avond. Ik ervaar dat niet als een geslaagd symbool. Het is geweld. Waar eindig je? Dat acteurs mij, in mijn pluchen stoel, in mijn maag komen trappen?
Je zou ook kunnen zeggen dat ik tekortschiet – meer van dingen houd dan van toneel –, dat ik te vaak How it’s made kijk en me te makkelijk laat betoveren door draaiende en zoevende machines die met de grootste zorg en precisie dingen maken. Fire Fighter Boots, Garden Tools, Automated Machines, Gypsum Boards, Prepared Mustard, Violins, Nuts and Bolts, Toilet Paper. De dingen oefenen macht over me uit.