‘Het schrijven van een autobiografie, dat gewoonlijk wordt gezien als terugzien, kan net zo goed overzien zijn of doorzien, omdat het verstrijken van de tijd een röntgenvermogen aan het oog verleent. Bovendien is tijd die verstreken is nog geen tijd die voorbij is, het is tijd die zich ophoopt bij de waard, die doet denken aan de sprookjesfiguur die onderweg gezelschap kreeg van steeds meer mensen die geen van allen van elkaar, noch van de waard konden worden gescheiden, en van wie sommigen zo vast zaten dat hun aanwezigheid fysieke pijn veroorzaakte. Als je aan die mensen alle gebeurtenissen, gedachten en gevoelens toevoegt, dan heb je een massa tijd die soms een kleverige smurrie is, en soms een juweel groter dan de planeten en de sterren.’ – An angel at my table, Janet Frame (vertaling Anneke Goddijn-Bok en May van Sligter)