Mijn verbeeldingskracht schiet tekort als ik me voorstel hoe het is om in een neerstortend vliegtuig te zitten (drie minuten bij volledig bewustzijn), in een zinkende auto, in een brandend gebouw, in een aardbeving, of onder een lawine te liggen.
Blindheid of doofheid kan ik ook niet invoelen. Hoe hard ik mijn ogen ook dichtknijp, hoe zorgvuldig ik mijn oren ook toedek, op de vraag ‘doof of blind?’ blijf ik eeuwig het antwoord schuldig. Zintuiglijk gemis voorstellen lukt niet – alsof ik altijd vanbinnen ben.
Oh, de gedachte niet te kunnen ruiken, niet te voelen, niet te proeven – om geurloos, tongloos, tastloos door het leven te gaan! Ik heb er eenvoudig geen woorden voor, zoals blind of doof.
Invoelen kan ik het ook niet, alleen via een soort ontkenning, juichend weten wat reukvermogen, tast en smaak teweegbrengen: een vleug van zoete wolk patchoeli, Bulgaarse roos, vanille en amber (Lady Vengeance, Juliette has a gun), de zachte binnenkant van een arm, de harde bovenkant van een dij (als ze wil), de snijdendspitse rand van lepels waaraan ik mijn lippen bezeer (Scandinavisch ontwerp).
In liefde beleef je alle zintuigen intens, en er zijn er twaalf zegt Albert Soesman.
Wat een genot. Wat een pijn.