Ik ben een boek van Eduardo Galeano aan het lezen. Het komt uit een cultuur die ik niet ken, de Latijns Amerikaanse, het boek begrijp ik, het streven om zo eenvoudig mogelijk, met weinig, alles te willen zeggen. Het staat vol ultrakorte vertellingen en stukjes tekst, ik lijk steeds iets te weten te komen: over De taal van de kunst, De grens van de kunst, De functie van kunst, Het systeem, De cultuur van de terreur, De niemanden.

Ik kom er niet achter of verhalen worden verteld of gebeurtenissen. De gebeurtenissen zijn eens gebeurd, of bijna gebeurd of zijn nooit gebeurd, maar het mooie ervan is dat zij elke keer weer gebeuren wanneer zij worden verteld. Zo is er sprake van mensen die gemarteld worden, van wie de tong wordt afgesneden. Van indianen die zoveel mogelijk spullen van rotsen gooien, zij wedijveren. Van iemand die uitglijdt en van de zestiende verdieping van een gebouw valt. Van een zwerversjongen met een polshorloge van inkt. Van 70 konijntjes die op elkaar klimmen om een giraf een zoen te geven.

Schrijven is een manier van slaan en omhelzen, vertellen van aanraken, schrijft Galeano. Je ziet direct van wie de schrijver een afkeer heeft, van wie hij houdt (De lof der subjectiviteit). Ergens schrijft hij, ‘Waar kun je het Inkomen per Hoofd van de Bevolking krijgen? Menige uitgehongerde zou dat graag willen weten’ (De cijfers en de mensen). Ergens, als hij het heeft over de deugden van de aap en de papegaai: ‘Zij wie de baas zijn geloven dat wie het beste nadoet ook de beste is.’

Waarvoor lees je anders dan om de brokstukken te lijmen? De ziel gescheiden van het lichaam, de rede van het hart.

»