Aan de muur in mijn werkkamer hangt een foto van Henry Ford. Hij draagt een bolhoed en lakschoenen. Hij staat tevreden naast een automobiel (elke kleur mogelijk, indien zwart). Ik kijk op televisie graag naar de toekomst die hij bedacht. Naar robotarmen die auto’s grijs spuiten, naar karretjes die automatisch van station naar station rollen, elk onderdeel op het juiste moment uit het magazijn opgediept. Naar kale schone vloeren. Geen mens te zien. Ik word er rustig van.
Ik probeer vegetariër te zijn omdat de fabrieksmatige, industriële manier van nietleven en doden van dieren me tegenstaat. Figuurlijk doden – de terreur voorafgaand aan het eigenlijke doden – vervult me met weerzin. Met een dood dier kan ik leven. Die dood is, na de ellende van transport, kleine hokken, kale vloeren, veel stress, te vroeg weggerukt worden bij de moeder, een verlossing. Ik heb de goede hoop dat toekomstige generaties ons barbaars vinden, en dit een donker tijdperk.