Jannie Regnerus schrijft in Nachtschrijver,
‘Han-nah,’ hoor ik mezelf aarzelend zeggen. Alsof ik mijn bestaan na de eerste lettergreep meteen ongedaan probeer te maken door diezelfde drie letters weer in te zuigen. Het is een ideale naam voor een restaurator, gewend om haar sporen meteen weer uit te wissen. (p. 77)
Als ik haar redacteur was zou ik hier een grens trekken. Ik zou haar willen vragen, hoe kom je hierbij?
Ik probeer het na te doen, de drie letters ‘weer in te zuigen’, proef de twee lettergrepen in mijn mond, tussen mijn tong en gehemelte, tegen de achterkant van mijn tanden, han-nah, elf keer zeg ik het, zacht, aarzelend, ik wil poëtisch geloven, mijn ongeloof opschorten, haar verbeelding de mijne maken, maar ‘nah’ inzuigen lukt niet, ‘nah’ blijft een klank die ik uitstoot. ‘Han’ lukt – met moeite – wel, beneemt me de adem, snijdt die af terwijl een zucht de andere kant op langs mijn keel schraapt.
Han-nah staat stevig. De gedachte werkt visueel (sic). Maar lezen is talig. Het klinkt, klautert, resoneert. Lo-lee-ta – daarmee daal je met Nabokov vol levenslust drie traptreden af.
Als ik met aandacht kijk in plaats van luister, kan ik de schrijver nog steeds niet volgen. ‘Han-nah’ wist zichzelf niet uit, ‘nah’ is eerder een soort slagschaduwtje bij ‘han’, of een staart die ontkrult, uitvouwt. Een verjaardagsslinger die in het midden doorzakt. Een berg die je afdaalt (streepje een dal waar ik even rust). Een kuil. Spiegelsymmetrie. Je kan alle kanten op, maar uitwissen lukt me niet. Het woord staat daar, zwart op wit. Het vermeerdert zich, van papier, in mijn hoofd. Misschien als iemand dit fragment voordraagt en dan werkelijk heeeeeeeel zacht spreekt waarbij nah zachtjes wegwaait, uitdooft, de laatste rij hoort het niet, zo zacht.
Kritisch schrijven is de magerste vorm van schrijven, ik voel me er ongemakkelijk bij, geef liever gelijk dan heb (als dat zo is, doe dat dan, hypocriet!), maar goed, de aantasting is daar.
Het luistert nauw.
Honderdmiljoen mogelijkheden, en die ene opschrijven. Niet wat het niet is, wat is het wel? Door te schrijven begrijp ik mijn ongemak iets beter, het voelt als verraad.