Het is een hete nazomerdag en ze is bezig met een kerstboom. Ze heeft zojuist een roodbruin exemplaar de tuin in gesleept. Ze knipt de boom in stukken, ze maakt grond, net als wormen.
Darwin schreef een boekje over wormen, zijn laatste, zijn meest favoriete stel ik me voor. Worms created the earth. Met geduld bereik je alles schrijft hij ergens.
Wormen zijn dieren die voor mij enkel uit huid bestaan. Ik weet niet of dat waar is maar zo zien ze eruit. Soesman zegt dat van de twaalf zintuigen die we bezitten tast zo ongeveer het belangrijkste is.
We doen dingen op de tast, zegt hij. Door wat ik lees bedenk ik me dat misschien het ergste wat je kan overkomen niet blindheid of doofheid is, zoals Helen Keller overkwam, of opgesloten zitten in je lichaam met een heldere geest, zoals Bauby, maar verlies van tast.
Bauby voelde nog iets op zijn wang.
We zijn begrensd en onze huid markeert die grens. Een voyeur is het niet om de huid te doen, in de zin van ‘tast’. Een voyeur observeert, zoals de natuurschrijver dieren observeert. Misschien gebeurt iets onverwachts.
Ik kijk naar haar. Ze knipt de boom in stukken met een grote hefboomschaar. Daarna knipt ze met een kleine tuinschaar naalden en takjes doormidden. Daardoor lijkt het of we een stuk bos in de tuin hebben, met bosgrond, bruin, met naalden en dennenappels.
Ik wist niet dat naalden opgerolde bladeren zijn, dat vertelde ze me. Ik geloof het niet als ik een naald oppak en bekijk.
Schrijven is de ideale bezigheid. Ik zit hier rustig in de tuin, met een kopje thee, lijk in niets een workaholic. Ook kan ik niet werken zonder dat het opvalt: ik lees een boek (De Sneeuwluipaard) waarin het mooiste wat de schrijver overkomt het feit is dat hij de sneeuwluipaard niet ziet.
Ze maakt grond, het voelt solide, bestaansgrond. Het is goede grond, er zitten veel mollen, de laaste weken verscheen molshoop na molshoop. Ergens las ik dat 40 procent onder de grond uit gangen en lucht bestaat. Ik geloof het. De grond hier veert enorm, als een vertraagde trampoline.