Ik verlang naar kunstenaars die de wereld tonen, en haar wetten, die precies en helder vertellen hoe ze eruit ziet, niet ongeveer, niet potentieel, niet hoe ze eruit zou kunnen zien, nee, exact. Dat is onmogelijk. Hoe schrijf je het gras voor je voeten? Onder je voeten? Na je voeten? Je voeten? Voeten? De wereld knalt bij aanraking van elk atoom uit elkaar (haal alle lucht uit de mensheid en ze past in een appel*).
Misschien doelt K. Schippers op mogelijke verhalen die verscholen liggen in de werkelijkheid, gecamoufleerde verhalen. De witte streep op mijn arm die de zon trekt terwijl ik lees, horloge iets verschoven; het feit dat de wijzer tikt in regelmaat. Iemand bedacht de twaalf uren waarnaar ik kijk, de race tegen de klok. Er staat een mooie passage over grondtallen en talstelsels in In het licht van wat wij weten (656 pagina’s, zomer 2015).
De wereld is te veelkantig, te kwikzilverig en onvoorspelbaar inderdaad. Elk woord waarmee iemand de wereld vastgrijpt, begrijpt, splitst zich in tien wegen, en die in tien. Ik verlang naar dat beeld, dat kunstwerk. Een opsomming zonder einde, een nevenschikking, 88-miljard webcams tegelijk toegankelijk. Iemand gebiedt: gras niet betreden.
Op Youtube bivakkeert een vis die eruit ziet als een harige bal in camouflage-outfit op de bodem van de zee. Vermomd als een struikje wier wiegt het in de stroom. Een mooi klein Finding Nemo-visje (kleurig gestreept) zwemt het struikje voorbij. Het struikje wenkt. Het visje zwemt terug. Wie weet hoe lang de harige bol al waakt en wacht.
Welke gevaren liggen er op mijn pad?
Hoe kan ik mijn tegenstander misleiden?
Hoe denkt mijn vijand – en wie is die vijand eigenlijk?
In Gimme Shelter, Fort Vijfhuizen, toont Juan-Pedro Fabra Guemberena de dodelijk saaie schaduwkant van het leven van een sluipschutter, Gilberto (2007). Uitgedost als harige balvis is hij één met zijn omgeving: verkleed als een struik, staand tegen een muur tussen andere struiken, knielend in een knollenveld, hij verveelt zich te pletter. Onvoltooid deelwoorden duren en duren.
Je moet geen metafoor inschieten omdat je eigenlijk niet weet wat je wilt zeggen, zegt Louise Korthals. Je moet precies zijn. Ik denk dat Louise Korthals bedoelt dat metaforen op een bepaalde manier te makkelijk zijn, al weet ik dat niet zeker, waarschijnlijk vind ik dat, omdat ik werkelijkheid wil en zoek in de hoek van schijn, illusie en twijfel.
Ik heb een hoopvol kunstwerk gezien. Misschien zag ik behalve dat kunstwerk ‘hoopvolheid’, en is dat wat K. Schippers bedoelt, dat we ‘hoopvolheid’ niet opmerken temidden van hopeloosheid, dat we kunst nodig hebben om de werkelijkheid te tonen die de werkelijkheid verbergt. Een kunstwerk is vaak concreet.
Een stel bomen op een keurig groen gazon. De bomen zijn afgebrand vanaf de bovenkant, de kruinen afgefikt. Ze bieden niet langer schaduw. Niks. Hoe zouden ze dat moeten doen, zonder takken, zonder bladeren. Er staan enkel nog verschroeide staken, ze prikken als naalden in lege lucht. Op kniehoogte ontspruiten kleine groene sprieten en takjes. Dat zouden gekke bomen worden, als de curator ze zou laten staan, een soort mogelijkheden.
* If you were to remove all of the empty space from the atoms that make up every human on earth, the entire world population could fit into an apple. — TheSicilianDude