Er ligt sneeuw op het raam in de dakkoepel.
Zo wil ik mijn berichten. Gedempt.
Niet al te hard gedacht, niet al te veel gevoeld.
Niet zwart. Niet wit. Zacht. Heldergrijs.
Gisteren heb ik twaalf vetbollen opgehangen voor het legertje pimpelmezen, koolmezen, staartmezen – ‘sixpacks’ noemt ze ze, ze zijn nooit alleen – dat in de zomer zo vrolijk rondvloog. Vandaag zitten zes zwarte kraaien en één enorme ekster op piepdunne takjes agressief te pikken. Ze kunnen niks met die bollen. Ze leven op gebroed.
Schrijven = niets doen.
Lang twijfelen over wel of geen s.
Niet met een bezemsteel de dood de boom uitjagen.
Met die vetbollen overschreed ik een belangrijke grens. Ze vond het sowieso lelijk: twaalf vetbollen in een piepklein boompje.