‘Licht!’
En er was licht.
En God zag dat het goed was.
Het gaat steeds zo.
Alsof God niet schept, maar tevreden is met wat zich aandient.
Alsof vanzelf spreekt, wat helemaal niet vanzelfsprekend is: wat is, is meteen goed. Dag en nacht. Hemel en wateren. Aarde en zee. Zaaddragende gewassen van iedere soort. Vruchtdragende bomen, ook van iedere soort, weer met zaad erin.
Geen enkele iteratie. God is geen designer, hij geeft cues.
Dan plots, op de vierde dag, sommeert hij nog meer licht.
Licht is belangrijk (theater!).
Lichten aan de hemel: de zon, de maan, de sterren.
Hiermee schept hij Tijd, Melancholie, Onrust.
Vaste tijden, dagen, jaren.
De bakens die het gevoel geven dat iets verstrijkt.