iets willen, iets kunnen, duizend prikkels op een dag
Wat nodig is is minder, ik word verleid tot meer en vaker.
Mijn smartphone wil opgepakt worden, zoekt mijn aandacht met prikkels, belooft beloningen, en als hij me eenmaal zover heeft laat hij niet los. Ik swipe, refresh, klik op notificaties. De verwachting blijkt het meest verslavend, de kans op een beloning. Een fruitautomaat in een miljard broekzakken, zegt Tristan Harris. Hij kaapt mijn geest. Soms zijn de meldingen zonder waarde, soms heb je prijs. Van de 800 snaps die ze op een dag krijgt, zijn er twintig bruikbaar, schrijft een student. Ze zit in streaks met een aantal vrienden, die gaat ze afbreken, ze probeert een week haar telefoon niet te gebruiken. Ik probeer uit te rekenen hoeveel snaps per uur ze dan mist. Een andere student schrijft dat ze 3,5 uur per dag WhatsAppt, nog een ander dat hij 8 uur YouTube kijkt.
Zorg voor gewoontevorming, zegt Eyal in Hooked. Dan heb je als bedrijf geen reclame nodig.
Ook wanneer je de verleiding doelbewust negeert, door thuis de telefoon in de keuken te laten liggen in plaats van op zak te houden, zodat in ieder geval het aantal keer dat je hem oppakt vermindert – vooral treintjes zijn erg, vertelt de verslavingstheorie, je bekijkt weliswaar slechts even die ene melding, een handeling van nog geen halve seconde, maar vervolgens loop je even alle apps met een rood bolletje langs, en zodra je dat doet, hem oppakken, duurt het volgens onderzoek 23 minuten voordat je je focus terughebt bij waar je mee bezig was, wanneer ik me dus bewust kies voor een goede nachtrust en rustig ontwaken (wekker niet op telefoon), en hem niet op het nachtkastje leg, beïnvloedt hij me, dwingt me in een script . Ik stond bij dit alles nooit zo bij stil tot ik De Berlijnse sleutel en andere lessen van een liefhebber van wetenschap en techniek van Bruno Latour las.
De dingen zijn niet neutraal, ze dwingen altijd bepaald (sociaal) gedrag af. Latour geeft voorbeelden. De verkeersdrempel zegt: ‘Rijd geen kinderen omver. Minder vaart.’ De vangrail, veiligheidsgordel, en kreukelzone zeggen iets vergelijkbaars, omgekeerd: ‘Rijd hard, ga zelf niet dood.’ Door de dingen gedragen we ons redelijk (verkeerslicht, zebrapad), los van het feit dat we de dingen onredelijk kunnen gebruiken, iemand kan op een skatebord een stenen trap afdenderen, iemand in een rolstoel kan diezelfde trap niet op. De dingen handelen, ze discrimineren, daar stond ik ook niet bij stil. Door de toename van dingen, het naakte feit dat ze er zijn, neemt de moraal toe.
Ik moet de laatste tijd vaak denken aan Tjitske Jansen die in Koerikoeloem vertelt over de schok die ze ervoer toen haar handenarbeidleraar vertelde dat Monet een tuin met waterlelies had laten aanleggen om die te schilderen. Een belediging voor de wereld, was die soms niet goed genoeg? Tot er een moment kwam waarop ze zich realiseerde dat de wereld er anders uit had gezien als mensen andere keuzes hadden gemaakt. Toen begreep ze Monet beter.
Misschien gaat het om die momenten van de ander beter begrijpen.
Door de dichtbundel van Tjitske Jansen en het boek van Bruno Latour snap ik iets van mijn onvrede en frustratie: ik leef niet in een onschuldig paradijs, een ommuurde tuin, ik zit in een wereld waarin voortdurend keuzes worden gemaakt, vliegtuigen overvliegen, megastallen overvol zijn, 28 soorten jam in de winkelschappen liggen, hypotheken bestaan en COVID19 de wereld platlegt. Weinig komt uit de lucht vallen. We zijn verantwoordelijk voor ons bestaan.
En wat is het heerlijk dat vliegtuigen niet vliegen als ik in het bos loop.
Daar gaat het misschien om, dat er momenten komen waarop je je iets realiseert. Misschien is er nu een collectief moment aangebroken.
Wat ik de wereld aandoe doe ik mezelf aan. Ik probeer koud te douchen en kort te douchen, en dat lukt niet, dus douche ik minder, zit nu op één keer in de drie weken. Ik voel me goed, want ik spaar water. De buurmannen zijn hun gras aan het sproeien. Het is droog.
B=MAP zegt B.J. Fogg, de gedragswetenschapper.
Gedrag treedt op als drie elementen samenkomen: iets willen, iets kunnen en een prikkel om het te gaan doen. Motivatie compenseert vermogen, je kunt iets moeilijk(er)s voor elkaar krijgen als je graag wil. Je kunt een auto van 800 kilo optillen als je kind eronder ligt. Die gevallen zijn bekend. Ik kan niet koud douchen, blijkbaar wil ik niet graag genoeg, is de dreiging niet groot genoeg, de angst te klein of de situatie onvoorstelbaar: dat water opraakt, dat waterzuivering CO2-uitstoot kost. Mijn wil compenseert het ongemak niet. Motivaties conflicteren, fluctueren.
Ik kan wel binnenzitten.
Alles kan anders als we willen. En als er prikkels zijn om het te doen.
Er was een tijd dat je overvloed snel moest opmaken omdat alles bedierf. Nu is overvloed zelf de perverse prikkel die gewoontes instandhoudt. Ze wakkert mijn luiheid, hebzucht, begeerte, gulzigheid en ongeduld aan. Stofjes. Dopamine. En alles gaat zo makkelijk (kip voorverpakt in de supermarkt, een pakje bezorgd aan de voordeur, een high tea voor 12 euro nog 16 uur beschikbaar op socialdeal.nl), zo wrijvingloos, dat als iets te moeilijk gaat het niet hoeft (‘laat maar’).
B=MAP.
Technologie geeft verlangens vorm, maar creëert ze ook. Technologie (het web) conditioneert me, domesticeert me (net als het virus): de overvloed van het web, het gemak en het instant, het nu, het realtime, het eenvoudig kunnen wegklikken of juist eindeloos gedachteloos kunnen scrollen, de ingebakken waarden worden ingeslepen in mijn brein, zo voelt het. Vroeger kon ik moeiteloos luisteren naar een lezing van anderhalf uur. Nu denk ik: er is zoveel geweldigs online, kan ik niet beter naar iets anders luisteren. Er is iets beters. Het is niet genoeg. FOMSI, zegt Harris. Je brein wordt gekaapt.
Tiny habit, zegt Fogg.
Als je iets wil veranderen is motivatie alleen niet genoeg. Motivaties conflicteren. Op sterke dagen kun je alles. Je moet het ook kunnen. Iets kunnen is een sleutel. Tiny. Ik heb me één keer opgedrukt. Tegen de muur. Ik heb één tand geflost.