We zakken weg in werk zoals een hond in de herfst in een bladerhoop verdwijnt, we gaan kopje onder, de hond komt boven, rent rondjes door de tuin, neemt een aanloop en opnieuw een duik, tong uit de bek, uitgelaten, de bladeren zijn geen obstakel. Ik zie enkel dat ze opgeruimd moeten worden, ik wil leegte.
Ik vraag een collega hoe hij dat doet, hoe hij onderwijs overleeft. Hij is een rots, zegt hij, de rivier spoelt langs hem heen. Hij maakt hoopjes, elke dag ruimt hij er eentje op (sequencing). Over nakijken doet hij twee weken, ruimte die je officieel krijgt. Ik wil zo’n bladerhoop in één dag wegblazen, de hond gaat maar elders spelen.
Het gekke van onderwijs: je ontwerpt niet alleen je lessen maar ook je toekomstig werk. De stapel portfolio’s op je bureau – de bladerhoop – is je eigen schuld. ‘Alles is ontwerp’ zegt de docent van wie ik leer doceren als ik werkdruk aankaart, in woorden die ik niet onthouden heb. Ik had willen zeggen dat ik een rivier ben die op rotsen bots, het stroomt niet.
Na aanvankelijke teleurstelling zie ik nu het inspirerende van de opmerking: ik moet mijn overbodigheid leren ontwerpen.