‘Fragments are the only forms I trust.’ (Donald Barthelme: ‘Unspeakable practices, unnatural acts’.)
*
Eén fragment is geen fragment; pas bij twee fragmenten is ook het eerste een fragment. Fragmenten maken en bestemmen fragmenten.
Of iets een fragment is wordt bepaald door de vraag of men een groter geheel op het oog had of niet, niet of het een onderdeel van iets groters is, want dat is het altijd.
*
Niet alleen ‘de’ werkelijkheid of onze kennis, ook de mens wordt hoe langer hoe fragmentarischer. Of de romanfiguur het is hangt van de schrijver af: zijn in scherven gevallen Nebukadnezarbeeld.
*
De essentie van het fragment is het tussenwit, het niemandswit. Dit wit, evenals alle margewit, heeft echter wel degelijk het aroma van de omringende taalmaterie, de tekst, alle tekst.
(Vgl. de fontanellen van de roman en het gedicht die niet mogen verbenen.)
*
Het karakter van het fragment is dat het alles wat het níet is om zich heeft (het grote niemandsland, buiten-land), d.w.z. alles wat het vanuit het fragmentarische zelf kan suggereren en soms nog een beetje meer. De beperking vindt plaats door de inhoud van de volgende fragmenten, die evenwel mede door het betekenende en suggererende en dus meecreërende wit overspeeld wordt.
De schrijver bepaalt vooral de mate van wit. – De noodzaak van het overbodige, Sybren Polet