Niemand weet hoe hij een potlood moet maken, of kan het in zijn eentje, al lijden we allen in bepaalde mate aan de ‘illusion of explanatory depth’. Ik vraag jou om een fiets te tekenen en je denkt dat je dat kunt. Ons brein is ervan overtuigd dat we meer van de wereld begrijpen dan we doen.
Een potlood bestaat uit grafiet, rubber, hout, verf, lijm en een goudkleurig geribbeld omhulseltje waar een roze gum in zit dat soms afbreekt als het potlood jaren op een vensterbank ligt uit te drogen. Uit mijnen, bossen en fabrieken komen die grondstoffen vandaan. Ze worden gedolven en bewerkt door duizenden mensen die onder omstandigheden werken waarvan we geen benul hebben als we gedachteloos een potlood ter hand nemen om een zin in een boek te onderstrepen.
‘Zijn blik blijft op de vuurtoren met zijn rood-wit gestreepte livrei dat op een rugbyshirt lijkt hangen.’
In die zin is alles, elke ervaring, elke zin, elk boek, een amalgaam van wat eerder kwam.
Er is tamelijk veel nodig geweest en nog nodig om te komen op het punt waarop we zijn en om die hele matrix, die realiteit, in stand te houden.
Een systeem van verpleegkundigen, fysiotherapeuten, psychologen, psychiaters, artsen, ergotherapeuten, neurologen, logopedisten houdt de geest in leven van een man die niet kan bewegen en moeite heeft met slikken. Het bestaan van het zeehospitaal van Berck, de gangen, de kamers, het personeel, dat Bauby’s lichaam mobiliseert en verticaliseert, wast en masseert, dat de televisie aan en uit zet, de telefoon aan zijn oor houdt terwijl hij zwijgend luistert, is een teken van beschaving. Het is niet rationeel, het kost miljoenen, de kans op herstel is minimaal. Als het zenuwstelsel onverhoopt zou gaan werken, dan gebeurt dat, zoals Bauby beeldend schrijft in zijn boek, met de snelheid van een haar die vanaf de schedel groeit.
‘Het kan dus wel een paar jaar duren voordat ik mijn tenen weer kan bewegen.’
Die teen, dat is Kill Bill.
Dat is de mantra ‘wiggle your big toe’.
Met pure geest, absolute wil dwong ze haar verlamde ledematen uit entropie. Ik lees dat mensen op youtube kracht halen uit dat fragment. Dat ze na hun beroerte en bij hun verlammingen naar dat fragment kijken.
Waarom lees ik Bauby? Lust van de ramptoerist, Schadenfreude, mezelf geruststellen, het leven relativeren: zie je het kan altijd erger, en dan maar het ergste nemen om te lezen.
Uma Thurman ligt vier jaar in een coma. Tijdens die vier jaar wordt ze verkracht door verplegend personeel, ene Buck treedt als haar pooier op en verkoopt haar lichaam. Het kan altijd erger. Je kan in coma liggen en verkracht worden. Quentin Tarantino laat in Kill Bill Uma Thurman in dertien uur van verlamming tot herstel komen – om de spirit van de kijker wat op te peppen. Om haar verderop weer in totale ellende terecht te laten komen. Dan ligt ze levend begraven in een graf, een dikke meter zand op zich. Mijn grootste angst.
Ik heb één keer in mijn leven in een kunstwerk gelegen waarin ik op de panic button heb gedrukt. Je werd in een metalen mortuariumkist geschoven, om de laatste seconden van Whitney Houston voor haar dood te beleven. Dat moment rustig afwachten kon ik niet aan, zodra de deur dicht ging en ik in die donkere metalen kist lag wilde ik eruit. Nachtmerries heb ik wanneer ik op ijzige dagen langs slootjes en kanalen rijd, het idee dat je te water raakt, en volledig bij bewustzijn, de gordel niet weet los te snijden, en naar de troebele bodem zakt. Ik ben geen Uma Thurman die zich met onwaarschijnlijke geestkracht uit haar graf bevrijdt.
Bauby’s kinderen krijgen hem niet terug. Maar er is wel zijn boek voor ze.
[bij het lezen van Vlinders in een duikerpak, Jean-Dominique Bauby (2008, vert. Martine Woudt) en The Diving Bell and The Butterfly (vert. Jeremy Leggatt) en filmscript Ronald Harwood en I, Pencil (1958), essay van Leonard E. Read]